Skip to main content
Arabesken

Arabesken 22 november 2003

Het begrip ‘noodlot’ lag in Couperus’ pen bestorven. Sla een roman van Couperus op een willekeurige pagina open en de kans is groot dat dit woord, in verschillende samenstellingen, u grimmig tegemoet grijnst. Door zijn vermeende fatalisme was Couperus in zijn tijd een omstreden auteur.

‘Zijn noodlotsdenken is een gevaar voor onze nationale volksgezondheid,’ zo riepen zijn vijanden; ‘neen, zijn boeken zijn juist een waarschuwing tegen de filosofie der onvermijdelijkheid,’ zo meenden degenen die het beste met onze auteur voorhadden. Dat je ook als fatalist goede boeken kunt schrijven, was voor de meesten blijkbaar niet aan de orde. Hoe dan ook, deze discussie – was Couperus nu een fatalist of niet? – wordt heden ten dage nog steeds gevoerd – zij het met ietwat getemperd temperament.
In het openingsartikel van deze Arabesken is het Piet Kralt die de draad weer oppakt. De kwestie is volgens Kralt overigens verre van eenvoudig, aangezien Couperus’ houding ten opzichte van het noodlot niet bepaald eenduidig is. Dat Couperus niet alleen zedenprekers op de kast joeg, maar ook de pennen der spotlustigen in beweging bracht, bewijst Sander Bink, die voor ons een curieuze sleutelroman afstofte, waarin de Haagse auteur op niet mis te verstane wijze te kijk wordt gezet. Grappig? Oordeelt u zelf.
Kan men een parodie nog met enige minzaamheid als compliment aanvaarden (immers: ‘Caricature is the tribute which mediocrity pays to genius,’ volgens confrater Oscar Wilde), lasterpraat is van een heel andere orde. Ook dáár kreeg de auteur mee te maken. Overbekend is de roddel dat Couperus, samen met onder meer prins Hendrik, in een Haags jongensbordeel zou zijn aangetroffen. Flauwekul, zo oordeelde Bastet al in zijn biografie. Paul Snijders zocht het gerucht nog eens tot op de bodem uit en bracht het ‘Haagsche zedenschandaal’ terug tot feitelijke proporties.
Verder in dit nummer, behalve de vertrouwde rubrieken, een vraaggesprek met Couperus bewonderaar en auteur Alex Verburg, een bijdrage over bibiliofiele edities van Couperus’ werk en nieuwe feiten over zijn kennissenkring in Nice.