Skip to main content
Recensies

Eline Vere een recensie II- Anoniem

Eline Vere. Haagsche roman, door Louis Couperus. 3 dln. (Amsterdam, P. N. van Kampen.)
(Uit: De Portefeuille, Kunst- en Letterbode 10 (1889), nr.38 (23 maart), p.553-554.)

    Camera Obscura van zekere kringen in den Haag, zoo had de schrijver zijn haagschen roman even geschikt kunnen noemen. De heer Couperus, heeft een goede lens, waardoor het beeld van de personen, die er langs komen, met bewonderenswaardige zuiverheid op het doek vallen. Van photographische juistheid kan men niet eens spreken, de haagsche beau-monde met al haar feestjes, haar amouretjes, haar huiselijk lief en leed, trekt ons in deze schetsen voorbij, niet in goed gelijkende beelden, maar in werkelijkheid.
    Allen en alles, wat hij ons toont, leeft; Eline Vere is een der hoofdpersonen, door de groote zorg aan haar teekening ten koste gelegd; maar bepaald de spil, waarom de roman draait, kan men haar niet noemen. Behalve haar zijn er nog zoovele groepjes, die onze aandacht vragen voor hun kleine of groote zorgen, hun genoegens en teleurstellingen, maar hoe ze ook heeten mogen, ze zijn allen uit de waarheid gesneden; nog trillend van echt, waar leven zien wij ze voor ons, we hooren hun stemmen, wij leven met hen mede; en waar een kunstenaar dit vermag, daar zijn we geneigd hem veel te vergeven.
    Zoo is 't hem gelukt ons de illusie te geven van de werkelijkheid, dat het ons haast niet opvalt, dat hetgeen hij ons laat bijwonen eigenlijk heel weinig beteekent, dat de personen, die hij ten tooneele voert, bijna zonder uitzondering zeer alledaagsch en gewoon zijn, maar is dit niet juist het geheim van hun opvallende gelijkenis met zoovelen, die wij kennen? Ook hun lotgevallen gaan op een enkele uitzondering niet boven het dood gewone; hun aller leven is niets dan een aaneenschakeling van uitgaan en t'huis komen, van pretmaken en flirten. De eenigen, die bij deze door de overbeschaving geheel gelijk geworden wezens eenigszins afsteken, zijn de beide Vere's, Vincent en Eline; de studie van het ongelukkige, door haar zenuwen geheel beheerschte meisje, dat in de verwarring van haar binnenste zichzelf niet terug kan vinden, dat wetens en willens haar geluk vergooit en eindelijk aan verveling ten onder gaat, is op zichzelf een meesterstuk; hoe jammer dat Otto er niet toe besluiten kon, haar te redden in weerwil van haarzelf, dat hij haar niet onttrok aan haar treurige omgeving, dat hij niet meer moed bezat en meer vertrouwen in zijn liefde. De brief, dien zij hem schreef, had hem de overtuiging moeten geven, dat zij hem nog lief had, al wist zij 't zelf niet meer.
    De teekening van Eline bewijst, dat we te doen hebben met een dichter en een anatoom bovendien. Haar fijnste gewaarwordingen, of liever impressies, zijn met het grootste talent ontleed en daaronder zijn er bij, zoo vluchtig en fijn als de geur van muskus of verveine.
    De geheele lange roman is een opvolging van keurige genrestukjes, van Beersjes, zouden wij ze noemen, min het sensueele - want, en dit zij den heer Couperus tot zijn eer gezegd, er is geen regel in deze lijvige deelen, die een jong meisje zou kunnen doen blozen - waar zouden wij eindigen als wij ze wilden opnoemen, Eline's dweperij met Fabrice den baryton, de aankleedpartij van Freddy vóór het bal, de tableaux vivants, het logeeren op de Horze, de terugkomst der kinderen na de onweersbui, de kibbelpartij tusschen Betsy en Eline, haar vlucht, de Ferelijns op hun bovenhuisje, later Eline's terugkomst bij mevrouw van Raed [SIC], de vrijerij van Georges en Lili, hun t'huiskomst van de huwelijksreis, Eline' s dood; alles is even keurig afgewerkt, even fijn en 'af'.
    Vooral wanneer de schrijver zich niet toelegt op bepaald 'mooi doen', waar hij geen jacht maakt op wonderlijke zinswendingen, op vreemde woorden en gekunstelde uitdrukkingen, daar luistert men met onvermengd genoegen naar hem en vindt zelfs de drie doelen niet te lang. Ook

554
de dialoog is uitstekend, geheel van de werkelijkheid afgeluisterd, - het echt haagsch-hollandsch, zooals het in die kringen gesproken wordt. Schieten zijn personen eens uit in oogenblikken van boosheid, dan krijgt men de echte taal van booze heeren en dames te hooren, die gewoon altijd een conventioneele taal vol liefheid te spreken, plotseling uitvallen in woorden en uitdrukkingen, die men op de vischmarkt ten gehoore kan krijgen.
    Ergens ligt ongelezen vóor een der personen 'La guerre et la paix' van Tolstoï - alle boeken waarvan hier sprake is liggen ongelezen - wat den vorm betreft doet ook 'Eline Vere' aan Tolstoï denken, dezelfde nauwkeurigheid in de teekening van allerlei kleinigheden, hetzelfde gewicht gehecht aan bijzonderheden, die men zelfs in het dagelijksche leven nauwelijks opmerkt, hetzelfde zorgvuldig typeeren zijner personen, maar - Tolstoï beschreef Oorlog en Vrede in Rusland onder den tijd van Napoleon, toen de gemoederen in gisting verkeerden, toen groote gevoelens zelfs de onbeduidendste gemoederen bewogen; de heer Couperus echter koos tot onderwerp den Haag en zijn elegante, overbeschaafde hoogere kringen in '88.
    Wie dus zijn personeel onbeduidend, hun belangen futiel, hun lotgevallen dood gewoon, hun lief en leed conventioneel, hun gesprekken frivool noemt, wie hun ten laste legt, dat zij zich volstrekt om geen hoogere belangen der menschheid bekommeren, dat hun leed niet gaat boven een verbroken of mislukt engagement, die kan er den schrijver allerminst een verwijt van maken. Hij gaf eenvoudig het leven; dat het niet belangrijker, niet geestiger, niet ernstiger, niet rijker van inhoud is, men kan er den schilder geen grief van maken maar alleen - het model.