Skip to main content

Cahier 3 Hoofdstuk 4

De Guide Annuaire van de Alpes Maritimes van 1908 noemt het echtpaar Couperus nog niet als bewoners van dit nieuwe adres, maar die van het jaar daarop wel. Dan staan vermeld achter '8, Avenue Beaulieu: Couperus, Pension de famille', en 'Steingrach, baron'. Het huis wordt in deze gids de 'Villa Tersling' genoemd. Op nummer 6 bevindt zich de Villa Lairolle(2).

De enige foto's van Couperus' tweede adres in Nice bevinden zich in het archief van Albert Vogel(3). Eén ervan staat afgebeeld in diens biografie over Couperus. De foto dateert uit de jaren zestig. Vogel staat in karakteristieke pose, pijp aan zijn mond, voor de zuidkant van het huis. Zoals we uit Couperus' beschrijvingen weten, had de auteur wederom de zonnige zijde opgezocht. Het lijkt een royale, rechthoekige villa met vier verdiepingen (de begane grond meegerekend) die zich in niets onderscheidt van andere huizen in Nice uit deze periode.

Zou ook dit huis nog bestaan? Helaas: onderzoek ter plekke leerde dat de Villa Tersling nog niet zo lang geleden was afgebroken. Eén van de twee palmen op Vogels foto staat er nog, en een gedeelte van het hek. Daar achter is de bouw van een nieuw appartementencomplex in volle gang. De Villa Lairolle is er nog wel, al is dit nu nummer 8. De nummering van de straat moet sindsdien veranderd zijn, misschien zelfs al in Couperus' tijd: hij stuurt zijn brieven beurtelings uit Avenue Beaulieu 8 en 10 (soms ook: 8/10)(4). In één van zijn feuilletons, ‘Weêr eens Imperia', vertelt hij dat hij is verhuisd, ‘dat wil zeggen, van beneden naar boven. Daar wij den rez-de-chaussée van onze villa, dien wij eerst bewoonden, verhuurd hebben, hebben wij ons nu geïnstalleerd op de tweede verdieping, de hoogste.’(5) Wellicht had de Villa Tersling in die tijd twee entrées, elk met een eigen huisnummer? De tweede foto uit het archief van Vogel, genomen aan de oostkant van het huis, suggereert dat dit inderdaad het geval is. Bovendien blijkt uit deze beschrijving dat het huis toentertijd nog geen vier etages bezat.

In ieder geval is er geen twijfel meer wáár Couperus moet hebben gewoond: dit moet het huis naast de Villa Lairolle zijn geweest, tussen deze neo-classicistische kubus en de grote Villa Beaulieu aan de andere kant, op nummer 12. Maar waarom werd Couperus' adres in de Gids van de Alpes Maritimes eigenlijk Villa Tersling' genoemd?

Society-architect
De namen Tersling' en 'Lairolle' zijn interessant. Deze wijzen beide in de richting van dezelfde persoon: de Deen Hans-Georg Tersling (1857-1920), die  een groot deel van zijn leven aan de Côte d'Azur heeft gewoond.

Tersling was niet zomaar iemand. Hij was de populairste society-architect uit het fin-de-siècle. Hij bouwde onder andere de villa van ex-keizerin Eugénie op Cap Martin, het Metropole-hotel in Monte-Carlo, en het toenmalige casino in Menton (nu Palais de l'Europe), alle in een weelderige, neo-classicistische stijl die geweldige opgang maakte onder de internationale aristocratie die Nice frequenteerde in die tijd. Volgens de monografie over Tersling door Michel Steve, die in 1990 verschenen is, was '8, Avenue Foch' één van de twee huizen die hij in Nice bouwde. Opdrachtgever was de vele malen gelauwerde advocaat Ernest de Lairolle uit Nice(6).

Bij gebrek aan het bestaan van een Villa Tersling concentreerde ik mij op het huis ernaast, en zag tot mijn verrassing dat de naam van de opdrachtgever nog steeds aan het hek werd vermeld. De bewoner is een achterkleinzoon van de oorspronkelijke buurman van Couperus, die op zijn beurt een advocatenpraktijk drijft in het huis.

Maitre Dumas-Lairolle reageerde verbaasd toen hij vernam dat het naburige huis ooit de Villa Tersling zou zijn genoemd. Nee, de befaamde architect had het niet gebouwd, en er ook niet gewoond, voor zover hij wist. Hij toonde me een foto van de Villa Lairolle genomen kort nadat die gereedgekomen was (in 1906), en genomen vanaf de noordzijde. Op deze foto ziet men nog een klein stukje van de achterkant van het huis waar Couperus moet hebben gewoond. Het had in die tijd inderdaad slechts twee verdiepingen (inclusief de begane grond). De bovenste etage op de foto's uit het archief van Albert Vogel moeten er dus later zijn bijgebouwd.

Palais Masséna
De puzzel van de Villa Tersling was hiermee nog niet opgelost. De monografie over de architect spreekt niet over een huis met die naam; Couperus zelf heeft het huis in zijn brieven ook nimmer zo genoemd. Volgens het boek woonde Tersling, die omstreeks 1908 zijn sporen ruim had verdiend, in Nice in een zelfgebouwde villa, Les Citronniers, in de rue Flavie. De gidsen van de Alpes Maritimes gebruiken de titel 'Villa Tersling' alleen in de jaren van 1908 tot 1912. Misschien is er simpelweg van een vergissing sprake geweest, omdat de beroemde architect het huis ernaast had gebouwd? Er staan wel meer fouten in de Guides.

Dit laatste lijkt waarschijnlijk. Couperus moet zeer goed op de hoogte zijn geweest van de grote reputatie van de Deense architect. De enige andere villa die Tersling in Nice bouwde was namelijk het paleis Masséna, naast het latere Negresco-hotel, aan de Promenade des Anglais. Dit was het woonhuis van de hertog van Rivoli. Het feit dat Couperus deze villa gekend moet hebben blijkt uit een passage in het verhaal 'Nice. Voor de Indische vrienden.' Bij het beschrijven van de activiteiten van de beau-monde in het Nice van 1910 vertelt hij hoe omstreeks 11 uur in de ochtend, 'alle vreemdelingen en overwinteraars zich verzamelen op de Promenade des Anglais, tusschen het Palais de la Jetée en de villa van den hertog van Rivoli, Prins Essling, achterkleinzoon van den maarschalk Masséna, die een zoon van Nice was..’(8) En in het tweede deel van De boeken der kleine zielen, dat Couperus immers al veel eerder, in juni en juli van 1901 in de Villa Jules geschreven had, laat hij Constance Van der Welcke in Nice aan de table d'hôte in haar hotel oude kennissen uit Rome ontmoeten, via welke zij wordt uitgenodigd op een bal bij diezelfde hertog van Rivoli(9). Dit moet zijn geweest prins Victor Masséna, die in 1898, na de dood van zijn oudere broer, prins d' Essling werd (een Napoleontische titel voor een volgeling uit Nice van de grote veldheer). Het paleis - nu museum - Masséna werd voor hem gebouwd. Het was klaar in 1901 en hoogstvermoedelijk werd het ingewijd met een bal. Misschien is het echtpaar Couperus zelf hier wel geweest, via een introductie zoals hij Constance in de mond legt in het boek...?

Interieur
Volgens Couperus had de villa in 1909 een 'weinig bunders grond tellende voortuin'. In één van zijn feuilletons voor Het Vaderland: 'Een vervelende morgen', geeft hij een beeld van het interieur van zijn werkkamer, toen hij nog op de begane grond woonde. ‘Ik zal U mijn kamer beschrijven: ge zult u zeker ergeren om zoo een kamer,' begint hij op zijn gebruikelijke ondeugend-uitdagende toon. ‘Het is een groote kamer, en zij komt met een perron uit op den tuin. Zij ligt, als een rechtgeaarde zuiderkamer op het Zuiden, en de zon stroomt er in - als zij stroomt. Nu stroomt de zon niet. Tegen een warm bruin fond staan een paar warme eiken meubels, uit kil Holland over verplaatst. Ik kan niet zeggen, dat zij gedijen, want alle Hollandsche eikenhout in Nice kraakt, dat het een lust heeft. Eikenhout schijnt een temperament te hebben voor vocht: hier barst alle eikenhout uit elkaâr. Toch hoop ik, dat mijn eikenhout het mijn leven wel uit zal houden. Maar het eikenhout moest  eigenlijk notenhout zijn, zoo als het in Italië is. [..]

Mijn kamer heeft geen stijl en is niet serieus, o gij ernstige litteraire collega. Doch gij, collectioneur, zoudt hier en daar interest nemen in mijn kamer. Hebt gij boven uw schrijftafel hangen een met goud doorweven paars-roodtafellaken zoo als bij gala-maaltijden aan het Siameesche hof wordt gebruikt? Welnu, dat heb ik. Ik heb het van mijn tante geërfd, en die had het in eigen handen als souvenir in Batavia ontvangen van den koning van Siam.

De stof is ge-encadreerd in eiken fries, gebeeldhouwd, en vormt met twee zijbibliotheken een vierkant geheel.

De stof, ze is mijn jeugd! Vroeger, toen wij heel jong waren, vertoonde ik met mijn nichtjes en neven tableaux-vivants bij Oom en Tante, en die stof is geweest de mantel van de koningin van Saba en ik weet niet welke mantel nog meer. Ik heb een antieke madonna van de Sieneesche school, en ik heb een ivoren madonna, en ik heb een fotografie van de Annonciatie van Lippo Memmi, en eenige geïllustreerde briefkaarten herinneren aan Filippino Lippi, maar meer dan christelijk is mijn kamer paganistiesch, met kleine Olympen hier en daar, waar alle de goden van Hellas in gips, marmer en terra-cotta, en brons en in fotografie broederlijk en zusterlijk rustig, pozeeren bij Romeinsche keizers op een ris, en Justinianus en Theodora, van de San Vitale van Ravenna.

Zoo is het bijna onmogelijk zich in mijne tjopvolle kamer te vervelen, want ge hebt overal wat te zien; overal herinnert u iets aan Italië '(10)

Het was in deze entourage, dat Couperus zijn 'familie-pension' dreef.

Couperus' familiepension

Omstreeks 1908 had Louis Couperus zijn bekendste boeken geschreven – maar in Nederland werd zijn werk slecht verkocht. Hij werd hier uit de aard der zaak erg treurig om. Na Aan den weg der vreugde, dat hij in 1906 in Bagna di Lucca had voltooid, verschenen er voorlopig geen romans meer van zijn hand. In arren moede zocht het echtpaar Couperus naar andere vormen van inkomsten. Het idee om een familiepension te drijven is vermoedelijk afkomstig van Elisabeth Couperus, gezien een opmerking van de auteur 'over de plannen van mijn vrouw' in een brief aan Veen(11).

In de Guide Annuaire des Alpes Maritimes staan in 1909 en 1910 als bewoners van de Villa Tersling vermeld: 'Couperus, pension de famille', en 'Steingrach, baron'(12). Over deze baron ben ik tot nu nog niets naders te weten gekomen, maar zeker is, dat Louis en Elisabeth vooral hun eigen familie in huis hebben gehad. Op 21 april 1908 schrijft Couperus aan zijn Italiaanse vriendin, Emma Garzes, dat zijn broer en diens vrouw misschien bij hem zullen komen wonen. Dit echtpaar is 'un peu dépaysés en Europe.' Hiermee bedoelt hij waarschijnlijk dat zij uit Indië komen. Bastet deelt in zijn biografie mee dat dit John Ricus, de oud-resident van Djokja moet zijn geweest. Hoewel deze Louis en Elisabeth wel heeft opgezocht in Nice, heeft John Ricus Couperus nooit aan de Avenue Beaulieu gewoond(13).

De Steenstra Toussaints
Wie wel in het pension hebben vertoefd, maar liefst vier jaar lang, waren de Steenstra Toussaints. Abraham Johan Daniël Steenstra Toussaint, oud-gezant der Nederlanden en een neef van het echtpaar Couperus (van beide kanten), vertelde jaren later in een interview dat hij en zijn ouders van 1908 tot 1912 bij Louis en Elisabeth Couperus in huis hadden gewoond. Zijn vader was toen juist 'geretireerd' uit Indië, en met het oog op het klimaat en de politieke onrust was het aangenamer wonen in Nice dan in Den Haag(14). Het milde klimaat aan de Côte d'Azur vormde een prettige overgang van de tropen naar het kille Nederland.

Steenstra Toussaint heeft zijn herinneringen aan de tijd in Nice (hij moet vier tot acht jaar oud zijn geweest toen hij bij het echtpaar Couperus in de Villa Tersling woonde), beschreven in Neerlandia, Maandblad van bet Algemeen Nederlands Verbond in 1963. Hierin vertelt hij hoe zijn oom Louis onder de Nederlanders in het Franse zuiden hét ideaal was van eruditie, beschaving en wellevendheid. In voorkomen was hij een aristocraat, die zich door een languissante en precieuze gemanireerdheid beschermde tegen inbreuken van de buitenwereld op zijn manier om met weinig geld te leven en ongestoord te werken.'(15) Bovendien deelt hij ons mede dat de auteur zo'n geraffineerde flirt was. Met dat talent heeft Couperus aan de frivole Côte d'Azur zonder twijfel veel succes gehad!

Stijl
Behalve familie heeft Couperus toch ook vreemden daar in zijn pension genood, getuige een advertentie in de New York Herald die hem half november1908 een familie van drie Russen opleverde. Zou dit misschien het gezin van de in de Guides Annuaires vermelde baron Steingrach zijn geweest? Dit lijkt weliswaar een Duitse naam, maar in de Baltische landen komen die wel meer voor. Hoe dan ook: de Russen bevielen Couperus allerminst. Hij vond ze onmogelijk. Hij schertste weliswaar dat hij paying guests in huis haalde om met allerlei typen in aanraking te komen en noemde het zijn 'mensenverzameling'(16), maar de voornaamste reden zal zonder twijfel weer geldnood zijn geweest.

In elk geval was het geen doorsnee pension, daar aan de Avenue Beaulieu. Er was kennelijk goed personeel; in een brief aan Veen zegt Couperus dat hij ‘als een prins bediend wordt.’(17) Albert Vogel verhaalt in zijn biografie dat het huishouden in grote stijl gedreven werd. 's Avonds kleedde men zich voor het diner. Couperus, in smoking met witte gardenia in het knoopsgat, leidde gearmd de eregast aan tafel, die daar aan zijn rechterhand zat. Het is heel goed mogelijk dat dit verhaal afkomstig is van AJ.D. Steenstra Toussaint, die Vogel goed heeft gekend(18).

Toch hebben Louis en Elisabeth het houden van een pension niet langer dan twee jaar volgehouden. In de Guide Annuaire van 1911 wordt het echtpaar niet meer genoemd als bewoners van de Villa Tersling. In hun plaats staat er achter 10, Avenue Beaulieu: Kepp, pension de famille. En nu ook: Toussaint, rentier (rentenier). Blijkbaar werd papa Steenstra Toussaint nu de voornaamste huurder in het huis. Ook in het daaropvolgende jaar staat hij nog vermeld(19).

Eerste feuilletons
In zekere zin is het failliet van Couperus' familiepension een zegen voor ons, omdat we hieraan de verrukkelijke feuilletons te danken hebben die de auteur schreef over zijn leven in die tijd, grotendeels voor het dagblad Het Vaderland.

De correspondentie met Veen uit 1909 en 1910 bevat een aantal brieven waarin Couperus voorstelt om zijn couranten-feuilletons te bundelen, zo'n tweemaal per jaar. ‘Ik zie in het buitenland soms zulke bundeltjes, netjes en goedkoop, aan de kiosken liggen.'(20) Misschien doelde hij op de toen juist overleden Paul Padovani, van wiens columns in de Eclaireur de Nice in 1909 net een bloemlezing verschenen was,

In elk geval begint nu de periode van de Korte arabesken en de Legenden van de blauwe kust. Vanuit de Avenue Beaulieu kon Couperus immers makkelijk wandelen naar de Promenade des Anglais, of naar de Plaza Garibaldi, waar hij de worstelaar Lion du Littoral en de onrustbarende types Bébert le Boucher en André le Pècheur kan hebben ontmoet. Zijn schetsen zijn altijd weer even charmant. Het meest enthousiast schrijft hij echter over het Carnaval van Nice.

Noten

1. En niet: Boulevard Gambetta (Bastet, p. 352). Zie b.v. Karl Baedeker, Handbook for travellers, Leipzig 1914 (6e druk); en de jaarlijkse Guides annuaires des Alpes Maritimes
2. Guides annuaires 1908 en 1909.

3. Archief familie Vogel/Anthing Vogel, Haags Gemeentearchief, inventaris nummer 709.
4. Zie: Amice. Brief 453 en 454 (resp. 10 oktober 1909 en 'vrijdag' daarna), p. 101/102 zijn geschreven uit 8, Avenue Beaulieu; brief 455 (donderdag'), p. 102, uit 8/10 Avenue Beaulieu. Vanaf brief 458 (15 november 1909), p. 104, zijn alle brieven geadresseerd vanuit 10, Avenue Beaulieu. Het feuilleton Weêr eens Imperia' dateert van 6 augustus 1910 (zie noot 5).
5. Korte arabesken, p. 219/226 (p. 219).
6. Zie Michel Steve, Hans-Georg Tersling, Danemark 1857 - Menton 1920, architecte de la Côte d'Azur, Menton 1990. De villa Lairolle werd gebouwd in 1906 (p. 94/98).
7. Daarvoor heette het villa Bardoux (1906 & 1907); in 1913: Hôtel Meublé, en in 1914: Little Palace Hotel, met als eigenaar: Calvet. Bron: op. cit. noot 2, 1906 t/m 1914.
8. De zwaluwen neêr gestreken, p. 120/143 (p. 133).
9. De boeken der kleine zielen, deel II: Het late leven, p. 322 en 329.
10. Korte arabesken, p. 153/161 (p. 158/161).
11. Amice, brief 451 (24 okt. 1908), p. 98/99.
12. Guides Annuaires, 1909 en 1910.
13. Bastet, p. 352.
14. Zie oa. Ineke Jungschleger, 'Een middagje Couperus’, NRC Handelsblad, 9 november 1973.
15. A.J.D. Steenstra Toussaint, Bij de herdenking van de honderdste geboortedag van Louis Couperus, Neerlandia, Maandblad van het Algemeen Nederlands Verbond, 7e jg. (mei 1963), p. 80/81. De bijdrage is helaas enigszins bekort, aldus de redactie.
16. Van Booven geciteerd naar Amice, p. 93. Couperus beschrijft zijn mensenverzameling in het feuilleton ‘Verzamelingen', Korte arabesken, p. 120/125. De advertentie: zie Bastet, p. 354.
17. Amice, brief 451 (24 oktober 1908), p. 98/99.
18. Vogel, p. 130.
19. Guides Annuaires, 1911 en 1912.
20. Amice, brief nr. 453 t/m 465. Citaat uit brief 465 (3 mei 1910, p. 111/112.
21. Paul Padovani, La gloire de Nice, Nice 1909