Skip to main content

Couperus' nieuwe vrouwenfiguren - Lapidoth

(Uit: Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift 10, nr.2, p.472-474)

Couperus' nieuwe vrouwenfiguren.

    Dezer dagen verscheen Couperus' nieuwe roman met den vragenlokkenden titel Langs lijnen van geleidelijkheid, uitgegeven door den heer L. J. Veen, als naar gewoonte keurig. En eveneens dezer dagen gaf de Gids het laatste gedeelte van Stille Kracht, nog een nieuwen roman van Couperus, die weldra ook in boekvorm zal verschijnen. In deze twee romans geeft de schrijver met eene autoriteit, die bijna niemand onder onze romanciers bezit, vrouwenfiguren, waarover reeds nu heel wat gepraat en geschrijf is geweest. Cornélie de Retz, uit den eerstgenoemden roman, is de vrouw met dubbele begeerte; Léonie van Oudijck, uit den nieuwsten, is de vrouw met onverzadigbaren lust en niet te overtreffen egoïsme: eene Indische Messalina zonder eenige grootheid in haar ondeugd.
    Cornélie de Retz schijnt heel wat meer te beteekenen. Terwijl mevrouw van Oudijck dan ook maar tweede-plan-figuur bleef, werd Cornélie de Retz door den schrijver tot hoofdpersoon van een roman gemaakt en geschilderd met eene uitvoerigheid, die getuigt van liefde voor het gegeven. Naast Cornélie staat nog een andere vrouw, Urania Hope, over wie wij hier eveneens met een enkel woord zullen spreken.
    Cornélie de Retz is van haar man gescheiden, omdat hij haar ranselde en nu en dan uitschold. Hij was een krachtmensch met troglodyditische hebbelijkheden en een rooden nek; 'tóch heer' vindt Cornélie. Haar huwelijk heeft haar - meent ze - voor goed een afkeer ingeboezemd van het samenleven met mannen. Zij gaat naar Rome en schrijft daar artikelen en een brochure over de vrouwenbeweging. Zij pleit voor vrijheid der vrouw en is erg tegen het wettige huwelijk.
    Al heel spoedig begint zij zoo'n beetje sentimenteel te flirten met een jongmensch, dat veel doet aan oudheidkunde en ook wel eens wat schildert: Duco van der Staal. De onervaren jongeling, die nog niet anders heeft beleefd dan een paar onnoozele scharrelgeschiedenisjes met modellen voor kunstenaars, wordt diep verliefd op mevrouw de Retz, die hem een lieven jongen vindt en zelfs wat eerbied heeft voor zijn artistieke en archeologische bekwaamheden. Dat is haar even-voldoende om zich aan hem te geven. Hij wil 't zoo graag! En zij gaat met haar eersten onwettigen man een hoog op te vijzelen 'vrij huwelijk' aan, of liever, zij speelt eenige maanden met Duco van der Staal de komedie van verheven liefde en honger troef, tot haar dat begint te vervelen. Want Duco is een achtenswaardig jongman, maar hij kan geen vrouw onderhouden; hij doet daar ook niet heel veel moeite voor, ofschoon hij dweept met zijn 'vrije vrouw'. Zij vormen een stel weelde-menschen, die verhongeren als er niet voor hen gezorgd wordt. Cornélie de

473
Retz begrijpt niet dat een vrouw, om vrij te wezen, niet allereerst behoefte heeft aan een 'vrijen' man, maar aan eene onafhankelijke positie. 't Zijn een paar - wat men zoo wel ereis 'poëtische' menschen noemt en 'poëtisch' hokken ze bij elkaâr op Duco's atelier.
    Maar Cornélie heeft éene vriendin, die haar trouw blijft: Urania Hope, schatrijke dochter van een Amerikaanschen tricot-fabrikant. Urania gaat trouwen met een Italiaanschen prins, die haar neemt om haar geld en zij neemt den prins om zijn titel. Deze prins wordt dol verliefd op Cornélie de Retz en de 'vrije' vrouw, die het 'vrije' huwelijk zoo hoog stelt en de onafhankelijkheid van de vrouw tot levensvoorwaarde uitroept, doet niet anders dan zich laten aanbidden door Duco van der Staal en gemeen-begeeren door den Italiaanschen prins, met wien zij coquetteert als de minste onder de vrouwelijke schepselen; want zij neemt allerlei van hem aan: bloemetjes, lekker eten, juweelen, bankbiljetten, ja zelfs, met Duco (een echte Lamme Goedzak van Uilenspiegel Cornélie) de gastvrijheid onder zijn dak op zijn oud kasteel. Daar is ook wel die zich tot prinses getrouwd hebbende Urania, maar dat belet niet dat Cornélie bijna geweld wordt aangedaan door den prins en dat zij hem zoent.
    Akeliger wezen dan dit knoei-mensch kan haast niet voor 'vrije' vrouw in een 'vrij' huwelijk worden uitgegeven.
    Zij houdt niet van den prins, maar zij heeft behoefte aan dat minne soort van mannenhulde, waarop ook een flesch Bourgogne en een kist fijne havannah's zich zouden kunnen verhoovaardigen.
    Houdt ze dan ten minste van Duco?
    Jawel! - getuigt Couperus. Maar Cornélie is een vrouw met compartimenten als een spoorwegrijtuig of een schip met waterdichte schotten. Duco vult één compartiment; maar er is een ander in haar, dat niet heelemaal leêg staat. Daarin troont de heuchenis aan 'den heerlijken Rud' - haar eersten man, die haar nu en dan uitschold en ranselde, maar wiens liefkozingen zij niet vergeten kan. Die man 'elle l'a dans le sang' zou een Franschman zeggen. Couperus schrijft dan ook, dat ze hem in haar bloed heeft. Zij is, naar de schrijver eveneens getuigt, wel geen 'vrouw voor vele mannen' - zooals mevrouw van Oudijck uit Stille Kracht, - doch geeft zich uit hartsbehoefte met zinnen, die wachten op een ander. Duco neemt ze voor het sentimenteele in haar; de heerlijke Rud.... jawel, die komt. Hij ontmoet haar als zij in betrekking is gegaan bij een rijke dame, die haar prachtig aankleedt. Zij ging omdat bij Duco heelemaal geen eten meer voor haar was. En dan beveelt Rud, zeker van zijn macht, dat Cornélie bij hem terug moet komen en dus zijn 'vrije' vrouw worden, daar zij niet hertrouwen mogen. Zij besluit niet dadelijk tot gehoorzamen; zij gaat eerst naar Duco. En dan vraagt die - niet voor de eerste maal - waarom zij toch niet liever met hem trouwen wil. Nu zegt zij het: zij is niet vrij, zij is nooit vrij geweest; want Rudolf heeft zij in 't bloed. Dan gaat Duco erg huilen en hij brengt haar een eindweegs naar haar eersten man terug. Duco heeft geld voor de

474
reis geleend van een vriend, nadat Cornelie Rudolf om reisgeld voor zichzelf heeft getelegrafeerd. Pandjes maken en geld leenen hebben zij in hun vrij huwelijk geleerd.
    Het 'vrije' huwelijk, dat zoo verheven is voorgesteld, dat de vrouw zoo hoog doet staan tegenover den man, dien zij lief heeft, is dus dààrvoor juist goed genoeg: om samen te gaan hokken met een goejen jongen, ofschoon men een anderen man 'in 't bloed heeft'. Lekker!! En als die man komt en roept, dan is men immers 'vrije vrouw', die mag gaan tot wien zij wil of als een rijke prins malle dingen niet haar wil uithalen, dan mag zij met hem spelen tot hij razend wordt en een moord wil begaan, want men is immers 'vrije vrouw' en men staat immers veel te hoog om zich bezoedeld te wanen door eene lage begeerte, die men zelf aanwakkert! Is het niet of Couperus, die een toevallig actueelen roman over Wereldvrede schreef, ditmaal een toevallig venijnige satire gaf op de 'vrije vrouw in het vrije huwelijk'?
    Over het slot van den roman (als Cornélie in het hotel van den 'heerlijken Rud' is aangekomen) zullen wij maar niet spreken.
    Wat nu betreft Urania Hope, deze wordt ons in het begin van den roman geteekend als een akelig oppervlakkig schaapje, veel te onverstandig om alleen te reizen. Zij bedelt staaltjes van baljaponnen der dames uit de groote wereld en verzamelt afdrukken van vorstelijke en adellijke cachets. Dat meisje trouwt uit ijdelheid met een Italiaanschen prins, met een vlammenden punschbowl voor hart, die haar dadelijk bedriegt en zich met haar verveelt. Zij is daardoor droevig geworden, maar òòk een uitnemende burchtvrouw van het oude familieslot, die een tehuis voor oude en gebrekkige menschen sticht en zich in moeilijke omstandigheden flink gedraagt. En toch - diezelfde, gemetamorfoseerde vrouw, werpt zich in de armen van een wereldling om ook wat liefde te erlangen, zóó maar, zonder dat we op zoo iets eenigermate werden voorbereid, evenmin als wij konden vermoeden dat zij in haar ongelukkig huwelijk nog een goed vrouwtje worden zou. Urania is een speelpopje van Couperus.
    Cornélie de Retz daarentegen heeft de schrijver waar gemaakt; dat kunnen wij erkennen. Zij is een monster, wel een der antipatiekste en gevaarlijkste vrouwen, die men op zijn levensweg kan ontmoeten, maar zij leeft en Duco, haar slachtoffer, 'leeft' ook in zijn weeë onnoozelheid en onredzaamheid méér dan in zijn kunstenaarsbestaan. Wij behoeven niet aan te nemen dat Couperus die twee menschen uitvoerig heeft geteekend om iets te betogen. Hij zal de natuur van Cornélie belangwekkend hebben gevonden voor den romanschrijver: een mooi voorwerp om er een romans-psychologische analyse op te beproeven en het zal hem misschien koud laten zeer velen in Nederland ergernis te geven door het feit dat zulk een vrouw tot hoofdfiguur van een roman is gekozen door een onzer eerste romanciers, juist door hem, die het allergrootste aantal menschen weet te boeien. Hij zal van oordeel zijn dat de romanschrijver het leven moet geven zooals hij het ziet en menschen zooals hij er heeft kunnen bestudeeren.

F.L.

Redactionele ingreep:
-p.474: Cornelie de Retz > Cornélie de Retz