Couperus en de islam…! In 1920-21 trok Couperus met zijn echtgenote zes maanden door Frans Algerije en Tunesië, en schreef een verslag van zijn belevenissen voor de Haagsche Post. In onze tijd waarin alles wat met islam te maken heeft beschouwd wordt als voorpaginanieuws, kan je als lezer bijna niet anders dan met hooggespannen verwachtingen aan dit reisverslag beginnen.
Door Johan Weststeijn
Couperus, die Haagse dandy, van wie gefluisterd werd dat hij een voorkeur had voor het eigen geslacht, maakte een rondreis door Noord-Afrika, het toenmalige Thailand van de jongensliefde! Couperus, die zich zo goed kon inleven in zijn vrouwelijke romanpersonages, bezocht de islamitische wereld, waar de onderdrukking van vrouwen aan de orde van de dag is! Dat moet wel tot een sensationeel reisverslag leiden, als niet van sensuele uitspattingen dan toch wel van de botsing tussen Couperus’ verfijnde West- Europese cultuur en de harde werkelijkheid van de islam.
Maar helaas, het verslag dat Couperus schreef is saai en middelmatig, en beantwoordt nergens aan onze hedendaagse vooronderstellingen. Clichés over Victoriaanse repressie die haar uitlaatklep slechts vindt in een mysterieuze, sensuele Oriënt zijn er niet in terug te vinden. Ook blijkt Couperus onze obsessie met de islam – en dan vooral met de problematische, afwijkende aspecten ervan – niet te delen.
Hij zwijgt over mannelijke prostitutie en rept met geen woord over de onderdrukking van de vrouw, noch in gunstige, noch in afkeurende zin. Nergens verhaalt hij van een sensationele botsing tussen zijn eigen achtergrond en de islam. Het enige in Noord-Afrika waar de schrijver lyrisch over raakt, zijn de antieke Romeinse ruïnes die hij er aantreft. Verder sluit hij zich op in zijn hotelkamer om een busreis over te schrijven uit een reisbrochure.
José Buschman wijdde een hele monografie aan Couperus’ tegenvallende reisverslag. Ze besteedt een hoofdstuk aan het navertellen van de onopmerkelijke reisbrieven; in een tweede hoofdstuk analyseert ze tot in detail het manuscript van het reisverslag. Nee, ook dat bevat geen sappige passages die later zijn doorgehaald. De onderzoekster lijkt zich er niet bij te kunnen neerleggen dat zelfs al dat aandachtig staren naar de tekst en het manuscript niets oplevert. Bijkans vertwijfeld vraagt ze zich af: ‘Hoe is het mogelijk dat een schrijver die zich, ook naar eigen zeggen, zo goed kon inleven in zijn vrouwelijke romanpersonages, zo weinig empathie opbracht voor de vrouwen die hij in de Maghreb weliswaar niet kón ontmoeten, maar die hij daar wél in miserabele omstandigheden aanwezig wist?’ [1] Onder die middelmatigheid, onder dit zwijgen van zo een groot auteur moet toch wel iets verborgen zitten?
In haar laatste hoofdstuk geeft Buschman een sensationele draai aan haar boek en komt met een opvallende these: het was er wel, maar het werd onderdrukt! Couperus’ zwijgen en zijn
56
opvallende middelmatigheid in de reisbrieven waren het gevolg van zowel seksuele als maatschappelijke repressie. De Haagse romancier zou al die problematische aspecten van de Noord-Afrikaanse samenleving, zoals jongensprostitutie en vrouwenonderdrukking, wel gezien en meegemaakt hebben, maar er niet over hebben durven schrijven. Oorzaak daarvan was ‘een dieperliggende, psychisch inwerkende terughoudendheid die een kenmerkend bestanddeel uitmaakt van het sublimerend schrijverschap van de dandy’, [2] een terughoudendheid die de onderzoekster even later specificeert als ‘de existentiële vrees om door het lezerspubliek te worden afgewezen.’
Een spannende these, maar bij nader inzien niet erg waarschijnlijk en zelfs een beetje goedkoop. We zijn kennelijk zo overtuigd van onze huidige vooronderstellingen over de islam, dat wanneer een auteur van bijna honderd jaar geleden deze niet waarmaakt, we liever de schuld leggen bij Couperus, dan die eigen vooronderstellingen eens aan een nader onderzoek te onderwerpen. Toch is dat laatste hier het meest verhelderend. Zou het niet kunnen dat de problematische aspecten van de islam wat minder alomtegenwoordig en direct in het oog springend zijn dan wij als moderne mediaconsumenten verwachten? Is de islam wel zo fundamenteel anders, dat ieder contact ermee wel moet ontaarden in een sensationeel conflict? Zou het niet kunnen dat zelfs de islam wel eens gewoon en alledaags is?
Ook de middelmatigheid van Couperus’ reisbrieven zou wel eens een veel prozaïscher oorzaak kunnen hebben dan existentiële angst voor zijn lezers. Is het niet veel voor de hand liggender om te concluderen dat Couperus zich op zijn reis simpelweg verveelde? Hij was uit het druilerige Holland vertrokken om in vervoering te raken door een bezoek aan een andere cultuur, maar in vergelijking met Java, Italië en de klassieke oudheid viel Noord-Afrika hem eigenlijk tegen. Misschien is dat de reden dat hij alleen echt verrukt is van de antieke ruïnes die hij bezoekt, en voor de rest van de tijd zijn toevlucht zoekt in een boek over boksen.
José Buschman. Een dandy in de Oriënt. Louis Couperus in Afrika.
Amsterdam, 2009, 157 blz., ISBN 978-90-5937140-8, 16,90 euro
Noten
1. Een dandy in de Oriënt, p.137.
2. Idem, p.138.
(Uit: Arabesken 17 (2009), nr.33, p.55-56.)