Skip to main content

Fantasie als toevluchtsoord

Arthur Japin debuteerde in 1996 met Magonische verhalen. In 1997 volgde de roman De zwarte met het witte hart, het verhaal van twee Afrikaanse prinsjes die als Hollanders werden opgevoed in het negentiende-eeuwse Nederland.
Vraaggesprek door Erik Schoonhoven
(Uit: Arabesken 13 (2005), nr.26, p.18-22.)

Zijn laatste roman Een schitterend gebrek (2003) werd beloond met de Libris Literatuurprijs 2004. Toen Arabesken de 'reïncarnatie van Couperus' opzocht voor een gesprek, legde hij zojuist de laatste hand aan het boekenweekgeschenk voor 2006.

'Tot mijn verbazing duikt met enige regelmaat de vergelijking met Couperus op. Dat begon na de verschijning van De zwarte met het witte hart, ongetwijfeld vanwege de Indische aspecten van die roman. Na publicatie van Een schitterend gebrek schreef Marja Pruis in de Groene Amsterdammer dat ik wel de reïncarnatie van Couperus moest zijn, ik meen dat dit was vanwege het vrouwelijk vertelperspectief, iets waarin Couperus excelleerde. Zo’n vergelijking neem ik natuurlijk in dank aan, al geloof ik niet dat er iemand in mij voortleeft, laat staan Louis. Stel dat het wel zo was, dan zie ik er voor de goede man in elk geval dit voordeel in: hij hoeft zijn liefdesleven dit keer niet op te kroppen en alle erotiek waarover hij in zijn vorige leven enkel kon fantaseren mag hij deze tweede ronde helemaal uitleven.'
    'Ik ben natuurlijk volwassen geworden in de zeventiger jaren. Het was een geweldige tijd om jezelf, de wereld, de literatuur en elkaar te ontdekken. In het milieu waarin ik toen verkeerde, hoefde je nergens aan te conformeren; dat was voor Couperus toch heel anders. Ik had de literatuur ook niet nodig om mijn seksuele identiteit te bepalen.'

Theater
'Mijn liefde voor de literatuur heeft een enorme knauw gekregen toen ik Nederlands ging studeren. Couperus was een van mijn grote favorieten, maar voor mijn gevoel deden we daar twee jaar lang niets anders dan het analyseren van En dan is er koffie van Hannes Meinkema.

En discussiëren over de prijs van de thee uit de automaat. Het zal wel niet helemaal kloppen, maar zo staat het me bij. Alles werd dood beredeneerd in allerlei werkgroepen - vreselijk vond ik het. Een auteur moet vooral geen andere schrijvers bestuderen, dat is de dood in de pot. Multatuli zei het al: "Als je wilt vissen moet je niet in de sloot gaan zitten."'
    'Binnen de kortste keren had ik me ingeschreven bij het studententoneel. Daar leerde ik Rosita Steenbeek en Mieke van der Wey kennen, met wie ik dagelijks optrok.

19
In het tweede jaar kwam Bas Heijne daar ook bij. Zodra ik werd aangenomen op de theaterschool ben ik gestopt met mijn studie.'
    'Mijn vader was recensent en schrijver en als kind was ik daardoor veel in het theater. Daar zag ik mensen op toneel die net als ik allerlei ellende meemaakten, maar dan was er vorm aan gegeven en betekenis, en soms ook nog een happy end. Zelfs als het niet goed afliep, zag je mijn vader na afloop in elk geval gezellig een drankje drinken met de acteurs. Dat kinderlijke idee van een aantal uren je eigen leven opzij zetten en even een ander leven mogen leven heb ik heel lang gehouden. Maar later ontdekte ik dat het niet geldt als je zélf speelt; die droom is voorbehouden aan het publiek.'
    'Er kwam een moment dat ik ook van het acteren tabak had. Na twee jaar spelen op locatie in het Amsterdamse bos vond ik het welletjes. Dat laatste jaar hadden we een nogal extreem artistieke regisseuse. Zij droeg ons op de natuur, waar ik al een zomer

20
lang tussen gespeeld had, eigen te maken, waarop acteurs hun kleren uitgooiden, de bomen inklommen en ondersteboven aan de takken gingen hangen; een enkeling begon de grond te neuken. Toen dacht ik: "ik geloof dat ik voor deze onzin te oud ben." Kort daarna ben ik samen met Rosita Steenbeek naar Rome vertrokken. Het was tijd om een nieuwe droom te volgen.'

Isolement
'Couperus heb ik ook via acteurs leren kennen. Voordat ik oud genoeg was om zijn boeken te lezen, zag ik al de grote televisieseries. Vooral Van oude menschen vond ik prachtig, veel mooier dan De stille kracht, maar gek genoeg hoor je daar bijna niemand meer over. Op de middelbare school heb ik ook het boek gelezen en het is nog steeds mijn favoriete Couperus. Samen met De berg van licht, dit vooral vanwege de rijkdom aan bizarre taferelen, waarin het aan Salammbô van Flaubert doet denken. Zijn reisbeschrijvingen ben ik pas later gaan lezen, toen ik op Sicilië was. Dat waren van die kleine blauwe boekjes die uit elkaar vielen zodra je ze opendeed.'
    'Wat me in de boeken van Couperus meteen aansprak, was behalve zijn stilistische verfijning, de verstilling, geheimzinnigheid en het mysterie. Ik vond het heerlijk om te verdwijnen, op te gaan in een wereld die ik niet kende. Overigens: die geslotenheid en traagheid van de wereld in Van oude menschen was voor mij zeer herkenbaar. Het boek ademde dezelfde sfeer als dat in het huis van mijn oma, in Utrecht aan het Wilhelminapark. Als ik daar was, zonderde ik me vaak af, boven in een strijkkamertje naast de dienstbodekamer, met een grote kast ertussen die ik dan dicht deed. Het was een enorm huis, vol geheimzinnigheden, met mensen die omzichtig spraken en dachten. Zij leefden met een groot geheim, dat mij pas jaren later werd onthuld. Alles was er gelaagd, zwaar en langzaam.'
    'In Haarlem, waar ik ben opgegroeid, hadden we ook een groot huis met een enorme zolder, met verkleedkisten en hoekjes, zelfs een onderduikplaats uit de oorlog. Ik was enig kind en er kwamen geen andere mensen bij ons over de vloer. Die zolder was mijn terrein, waar ik mijn eigen wereld kon maken. De fantasie als toevluchtsoord is enorm belangrijk voor me geweest. Op school werd ik jaren gepest en mishandeld, waardoor ik me afsloot voor wat er werkelijk om me heen gebeurde. Als ik toen de buitenwereld voor waar had aangenomen, dan had ik hier niet meer gezeten. Ik moest wel een alternatief bedenken.'
    'Het voordeel van alleen opgroeien is dat je niet gestoord wordt door wat andere mensen vinden. Door mijn isolement kon ik mijn leven zelf vormgeven. De keuzes die ik maakte, hoefden niet te voldoen aan de maatstaven van anderen. Ik hoefde aan niemand verantwoording af te leggen. Natuurlijk ligt in dit unieke uitgangspunt ook de bron van mijn schrijverschap. Ik hecht nog steeds niet zo aan feiten op zichzelf, maar probeer de waarheid via verhalen of beelden te achterhalen. Ik schrijf in mijn romans indirect over mijzelf, altijd via de geschiedenis en de personages.'

Historische romans
'De drang om een roman te schrijven begon toen ik het verhaal van de prinsen van Ashanti hoorde. Mijn vader en de schrijvers die bij ons over de vloer kwamen gaven niet bepaald de indruk dat je door schrijven gelukkig zou kunnen worden, zodat ik die kant nooit opwilde, ook al wezen velen mij in die richting. Alleen omdat het verhaal van de prinsjes zo goed aansloot bij mijn persoon ging ik uiteindelijk toch overstag. Onbewust

21
herkende ik mezelf in het isolement van die twee jongetjes. Daar is mijn roman De zwarte met het witte hart uit voortgekomen.'
    'Het schrijven van een historische roman is voor mij als een verliefdheid. Zo wordt de saaie gang door de archieven een spannende zoektocht. Alsof je vraagt: "vertel me, wie ben je geweest voordat ik je leerde kennen?" En dan, de volgende dag, in een ander archief, stel je de vraag opnieuw. Dan luister je nog eens naar hetzelfde verhaal in de hoop dat een nieuw detail oplicht dat je de dag daarvoor niet opgevallen is. Maar ik ben geen historicus. Als ik een uur in een archief zit begin ik te hallucineren onder die lampen, dan drijft de geest weg en moet ik ’m weer zien terug te halen.'
    'Couperus zat ook niet dagelijks met zijn neus in de archieven. Het onderzoek is maar een deel van het werk. Vanuit je inlevingsvermogen is het mogelijk dingen te vinden die nergens beschreven staan, maar waarvan je wéét dat ze gebeurd zijn. Ik vergelijk het wel eens met het afstemmen van een ouderwetse radio. Je hoort een heleboel ruis, flarden van andere stations, en af en toe vang je een heel stuk op. Als je goed kunt luisteren is het mogelijk om wat je mist zelf in te vullen. Jaren na het verschijnen van De zwarte met het witte hart sturen mensen me nog steeds nieuw ontdekte brieven, prenten, dagboekfragmenten. Regelmatig blijken zaken die ik indertijd gewoon door middel van verregaande inleving heb verzonnen toch helemaal waar te zijn.'
    'Ik schrijf vooral intuïtief, maak van tevoren geen plan of schema's. Schrijven doe ik voornamelijk uit nieuwsgierigheid, om antwoord te krijgen, om er achter te komen hoe iets zit. Als ik ’s ochtends, voordat ik me aan mijn bureau zet om te gaan werken, al zou weten waar het heen zal gaan, is het voor mij niet interessant meer. Natuurlijk heb ik een tijdbalkje voor mijn neus en weet ik waar mijn hoofdpersoon op 24 december 1834 moet zijn en wat er dan gebeurt. Maar de gevoelens en emoties van mijn personages wil ik niet van tevoren weten; die ontstaan tijdens het schrijven. Ik ga ook gewoon van A naar B, ik schrijf het op zoals de lezer het later leest. Als ik voel dat het verhaal een bepaalde wending moet krijgen, hoop ik dat die samenvalt met de behoefte van de lezer.'

    'Het schrijven van historische romans valt eigenlijk niet te leren, dat moet je gewoon doen. Natuurlijk heb ik het een en ander opgestoken van bijvoorbeeld Couperus en Hella Haasse, maar als mijn werk al overeenkomsten vertoont met dat van hen of andere schrijvers, dan is dat toeval. In ieder geval ben ik me daar niet bewust van. Zo opperde Michaël Zeeman tijdens een van onze eerste interviews dat het verhaal van de spin Anansi uit De zwarte met het witte hart verwees naar "Saïdjah en Adinda" uit de Max Havelaar. Heel begrijpelijk, maar als je schrijft komt zoiets onbewust tot stand, enkel omdat het boek het nodig heeft.'
    'De enige schrijver die mij duidelijk heeft beïnvloed, is Marguerite Yourcenar. Toen wij naar Rome gingen nam ik Hadrianus’ gedenkschriften mee. Het maakte een enorme indruk op me. Het hermetisch zwart nog meer. Veel mensen vinden Yourcenar afstandelijk en berekenend. Ik vind haar werk heel emotioneel, direct en herkenbaar. Als ik haar lees, dan is het alsof iemand persoonlijk tegen me spreekt. Je kunt parallellen

22
trekken tussen mijn werk en dat van Yourcenar, wat een journalist van Le Monde ook daadwerkelijk heeft gedaan. Dat vond ik geweldig. Zij neemt, net als ik, een historisch verhaal als uitgangspunt, gaat daar dan mee aan de haal en verbindt er vervolgens haar persoonlijke filosofie aan.'

Stijl
'Als je me mijn gang laat gaan, schrijf ik zinnen van halve pagina's lang. Zo begon ik ooit, toen ik studeerde. Dat is ongetwijfeld de invloed van het Grieks op het gymnasium. Eindeloze bijzinnen – ik vind het nog steeds prachtig, maar ik sta het mezelf niet meer toe. Iets daarvan is misschien terug te vinden in mijn schrijfstijl, al is het niet bewust. Na mijn debuut Magonische verhalen had iedereen het vooral over mijn schrijfstijl; ik kreeg er zelfs een prijs voor. Dat heeft me erg verward, want die stijl maak ik niet zelf, die komt voort uit een bepaalde stem, die in ieder boek weer een andere is. Ook hierin ga ik intuïtief te werk: dat wat men mijn stijl noemt, overkomt me als het ware. Men denkt dat ik heel erg zit te schaven aan die zinnen, maar dat is niet zo. Dat zou ook niet kunnen: mijn zinnen worden geboren uit een bepaald ritme. Als ik er later iets uit zou halen of aan toe zou voegen, dan zou ik dat ritme verstoren.'
    'Mijn stijl wordt ook beïnvloed door de periode waarin de roman zich afspeelt. Toen ik aan De zwarte met het witte hart werkte, las ik uitsluitend romans uit de negentiende eeuw. Niet dat mijn roman in het register van die tijd geschreven is - het gaat meer om een bepaalde cadans; je pikt kleine dingetjes op, uitdrukkingen, formuleringen, bepaalde woorden uit die periode. Je wilt niets liever dan jezelf onderdompelen in van de sfeer van die tijd, waarvan het boek vervolgens vanzelf doortrokken raakt.'

IJdel
'Net als Couperus krijg ik soms het verwijt dat ik ijdel zou zijn. Ik vind dat verbijsterend. Hoe weinig mensenkennis moet je hebben om dat te kunnen denken? Alleen als je ieder vermogen mist om mensen te doorgronden en je in een ander te verplaatsen kan je zoiets zeggen. Ik begrijp dat mijn houding er voor een buitenstaander misschien zo uit kan zien, maar je moet me ook in de ogen kunnen kijken en zien dat het tegenovergestelde er aan ten grondslag ligt: een schreeuwend verlangen om niet gezien te worden, niet op te vallen, geen aandacht te trekken, een smeekbede om niet zoals in mijn jeugd uitgelachen of achterna gezeten te worden, geen agressie meer op te wekken. Er is natuurlijk wel een verschil met vroeger – Een schitterend gebrek gaat daar ook over: te veel over jezelf leer je uit de blikken van anderen. Er komt echter een moment waarop je ziet dat zaken die je vroeger belemmerden, uiteindelijk enorm in je voordeel hebben gewerkt.'
    'Een vergelijking met Couperus die ik me graag laat aanleunen is de gave voor het voorlezen uit eigen werk. Ik weet dat mijn voordrachten anders zijn dan die van andere schrijvers en dat mensen graag naar me komen luisteren. Ik acteer meer dan ik voorlees. Het schrijfproces wordt al bepaald door inleving en het ritme van de zinnen, de muzikaliteit van het proza. Het heeft met ademhalen te maken en met pauzes – die kun je natuurlijk niet letterlijk zo schrijven, maar wel suggereren. Daar doe ik mijn voordeel mee op momenten dat ik uit mijn werk voordraag, dan is via dat ritme en die muzikaliteit de emotie gemakkelijk op te roepen, zowel bij mezelf als bij de toehoorders.'
    'Soms identificeer ik me zo sterk met de hoofdfiguur dat ik moet oppassen om tijdens zo'n voordracht niet te gaan huilen. Dat zou averechts werken; zodra de acteur de emotie invult, haakt het publiek af. Je moet de grens opzoeken en er nét niet overheen gaan.'

Dit is het zesde deel van een serie vraaggesprekken met literaire auteurs over de betekenis van Couperus voor hun werk.