(Uit: Lodewijk van Deyssel. Verzamelde opstellen. Zevende bundel. Amsterdam 1904, p.1-10.)
G. VAN HULZEN EN LOUIS COUPERUS.
De eentonige, vale, voorstellingloze, naturalistiesch-psychologische roman Getrouwd door G. van Hulzen 1) is vrij wat beter dan de veelkleurige, geäccidenteerde, lagere belangstelling gaande makende would-be-symbolistische en -mystische romans Langs lijnen van geleidelijkheid en De Stille Kracht door Louis Couperus 2).
Behalve de 'lijnen' brengt de heer Couperus in den eersten dezer romans ook spokende handen ter sprake.
Nu kan niet beweerd worden, dat deze handen geheel en al een levenloos of rhetoriesch opgelegd versiersel zijn, en zijn de handen wel voorwerp eener min of meer gevoelige waarneming. Maar deze - het eenige dat het werk nog in wat verband met de Literatuur houdt - is uiterst nietig en slap.
Het scheelt niet veel of deze schrijver is geheel buiten de Literatuur gegaan. Ik vind het wel aardig met al die personen, die hij voorstelt, eens in aanraking te komen, en zonder verveling houd ik mij, in een slapelozen nacht in de expresse naar Napels of in mijn lig-stoel van de mailboot naar Batavia, bezig met al dat gebarioleerd gedoe.
Maar als kunst of literatuur is dit alles even ellendig.
De heer Louis Couperus heeft in den aanvang van
1) Amersfoort, 1900.
2) Amsterdam, 1900.
4
zijn schrijversleven goede dingen gedaan. Wel kon zijn beste werk niet vergeleken worden met de meeste Nieuwe-Gids-literatuur, maar Eline Vere was waarlijk in de groote naturalistische levensbeschouwing geschreven - níet salon-realistiesch daar ónder gebleven - en was bovendien gekenteekend door ware, bepaald persoonlijke, elegantie van stijl-houding.
Daarop kwam Noodlot met hier en daar een psychologie zoo doordringend als in het, wat algemeene voorstelling aangaat wellicht betere, werk Eline Vere nog niet werd aangetroffen.
Vervolgens verscheen Extaze, met een in de Nederlandsche literatuur nog niet op die wijze vertegenwoordigd motief, behelzend eene ondervinding van eene hoogere orde dan de naturalistische in- en uitwendige waarneming; maar over 't geheel tòch niet zoo goed als de meeste Nieuwe-Gids-literatuur, wijl het werk culmineerde in het vast-stellen van het feit dier ondervinding maar niet geschreven was van een geestelijke hoogte uit waar dergelijke ondervindingen als de in die atmosfeer gewone planten groeyen, zoo dat niet als een zeldzame bizonderheid uit de ziele-natuurkunde de ervaring wordt vermeld maar de volzinnen leven van de in hun beweging zelve gefixeerde geestelijke sfeer, waartoe eene dergelijke ondervinding behoort.
Intusschen bezit niemant een kennis van het geestelijk-leven zoo bepaald experimenteel als in Extaze bleek, of het is een nieuw bewijs van zijn uitnemenden oorspronkelijken aard en een reden te meer om zijn verval niet onopgemerkt te laten.
Na Extaze zijn de koningsromans van Couperus gekomen, Majesteit, Wereldvrede, Hooge Troeven. En daarmede is de slechte zwenking van zijn schrijversleven begonnen.
Hij is niet willen blijven het warm levende mooi gekleurde en subtile Haagsche vogeltje, maar als een
5
opgezette arend is hij over de wereld gaan vliegen, breed doende, zielloos groote Hofkringen beschrijvend, proza van verkouden kappers en vervoerde Panopticum-beeldhouwers loozend.
Ik zal hem dit nog eens voorhouden, met de bladzijden er bij: hier een bladzij van
Eline Vere, daar naast een bladzij van Majesteit. Dáár, zoo als gij Eline beschrijft, haar japon, haar gang, haar denken en doen, dat is góéd, en híer, zoo als gij die prinses daar beschrijft, haar japon, haar kwijnend achterover vallen, haar minnekozing, - dat is slècht.
Datgene, waarom gij tot de Literatuur gerekend werd, dat ís in uw eerste romans, in Eline Vere, en dat ís níet in uw latere romans.
In hoever uw eerste romans meer uit aanschouwing en herinnering zijn voortgekomen en die van het tweede tijdperk meer zijn van hooren-zeggen, - ik weet het niet en stel er geen belang in. Bepaal ik dus, dat uw eerste werk zooveel beter is dan het volgende, wijl gij daar uw onderwerp kent, kènt, - dan bedoel ik, dat gij U, - wáaróm en hóe dan ook - die latere onderwerpen niet hebt weten te assimileeren.
Op de Konings-romans is een derde reeks gevolgd, Metamorfoze, Fidessa, Psyche, enz., waarvan de twee laatste thands hier besproken worden.
En wat ís dat nu eigenlijk, niet waar, die Lijnen van geleidelijkheid en die Stille Kracht?
'Symbolieke' bedoeling, mystische opvatting (elkaâr al of niet 'kruisende', grootere en kleinere 'Levenslijnen' en spokende handen in den eersten, - werking van onbekende natuurverschijnselen, Indische toovenarijen, in den tweeden roman) - het mòcht wat, waarde vrienden, laten wij elkander niet voor den gek houden.
Deze romans zijn noch symbolistiesch, noch mystiesch, noch psychiesch, de natuur dezer romans is een tam
6
en mat realisme, dat wil zeggen iets véél minders dan reeds jaren geleden door het naturalisme werd bereikt.
De blik, waarmede de wereld wordt bekeken, de innigheids- en krachtsgraad van het waarnemingsvermogen, is juist de gemiddelde blik van den globetrotter en pensionbewoner-met-lektuur, - al die pensionbewoners en andere menschen in de romans worden gezien ongeveer juist zooals zij zich zelf zouden zien, - van Engelsche meisjes van het 'esthetisch genre', zijn de Jaeger-borstrokken zichtbaar, waarop zij snoeren blauwe kralen dragen - verbeeld-je! - enz.; - en het symbolistiesch-mystiesch kruiderijtje, dat er bij komt, is niet anders dan hetgeen de gemiddelde mensch-met-loisirs aan begrip meê neemt uit zijn lektuur van hedendaagsche boeken en zijn bezoeken aan schilderijen-exposities.
Zoo als het symbolistiesch-mystiesch elementje in deze romans drijft in hun tam en mat realistische natuur, precies zóó doet het dat ook in den geest van den eersten-den-besten leek, die modeboeken volgt.
Het knakje van elegantie in de volzin-beweging, dat was in de eerste romans, het charmante Couperus-knakje, ach, het is hier nog herkenbaar, maar het is zoo veerkrachtloos geworden, het is heelemaal niets meer, het is als de armbeweging eener verlepte vijftigjarige, die niet weet dat alleen het jeugd-soepele die bevalligheid aan haar arm-bocht gaven, en daar nu zonder gevolg meê coquetteert.
De heer Couperus was eerst een kunstenaar, bovendien was hij een hedendaagsch mensch en dandylike.
Nú toont hij zich een gewone hedendaagsche dandy, die liefhebbert in kunst.
Ik weet zeker dat als over honderd jaar iemant met verstand van Literatuur in Nederland de geschiedenis van dézen tijd zal schrijven, hij zal schrijven dat er ook nog een mindere-rangsche feuilleton- of roman-
7
schrijver, genaamd Couperus, leefde, die in zijn jeugd echter wel wat goeds heeft gemaakt.
En nu wil ík eens het genoegen hebben dat nu reeds te zeggen.
De roman De Stille Kracht is dáárom iets mínders dan een goede naturalistische roman, wijl een naturalistische roman alleen goed is om de kunst waarmeê de voorvallen worden medegedeeld, terwijl déze roman een voorval (van spiritisme of toovenarij) óm de interessantheid of curiëusheid van het voorval mededeelt, dat is: in geheel vulgair realistischen schrijftrant een relaas van verschijnselen van spiritisme of toovenarij geeft, te vergeefs beproevend verband te brengen tusschen het zoogenaamd geheimzinnige, niet van de wijze, waarop de schrijver die voorvallen zou hebben gezien, maar van die voorvallen als zoodanig, èn eenige aspekten van het Indiesch ras en de Indische natuur. Met andere woorden: In den roman De Stille Kracht heeft Couperus de wereld niet bekeken met een geheimzinnigen blik, dat is: van een geheimzinnige opvatting uit, maar hij heeft de wereld bekeken met een realistischen blik en met dien de tooverkunsten waargenomen.
Gij moet niet denken dat indien gij een tafel hebt zien dansen of gij hebt met het Indische vocht 'sirih' zien spuwen, zonder dat er bij de tafel fopperij te pas kwam of er bij het vocht een spuwer te zien was, en gij gelooft werkelijk dat dit een en ander door nog niet bekende krachten geschiedde, en gij deelt mij precies mede hoe gij het hebt zien gebeuren, - gij moet niet denken dat gij u dan anders dan realistiesch gedraagt.
Een beschrijving is realistiesch of niet, volstrekt onafhankelijk van haar onderwerp.
Wij moeten dus het realisme van het badkamergeval in de Stille Kracht als zoodanig keuren, en
8
houden wij het dan in gedachten een oogenblik naast een scène uit La Curée van Emile Zola bijvoorbeeld, dan zien wij dat het realisme van de Stille Kracht een pover realisme is.
In déze beschrijving, die van het badkamer-geval, is ook geen póging tot iets anders dan realisme. De eventuëele werking op den lezer is dus van de minste soort, heeft niets van doen met de kùnst, ressorteert alléen uit het onderwerp: de griezeligheid van het gevàl.
Elders is dit echter niet zoo. In sommige natuurbeschrijvingen, van een onweêr, van een regenbui, is het streven merkbaar een andere dan realistische impressie te geven. En daar juist verongelukt het werk jammerlijk.
Zullen wij de, geheimzinnigheid vertegenwoordigende of angst wekkende, novellen van Edgar Poë als - in den zin waarin wij híer thands dat woord bezigen - níet realistiesch aanduiden tegenover de wèl realistische angst wekkende passages bij Zola, dan is in de Stille Kracht duidelijk de bedoeling: niet realistiesch en dichter bij Poë dan bij Zola te zijn.
Ongelukkigerwijze is echter de uitkomst niet alleen dat de schrijver in plaats van Poë te naderen benéden Zola blijft, maar dat, wat erger is, hij, would-be-geheimzinnig in de Stille Kracht, blijft ver beneden het wáár-realistische van Eline Vere.
Het is een genoegen na de bonte, knoeyerige en oppervlakkige romans van den heer Couperus, het eenvoudige en zuivere werk van den heer Van Hulzen in handen te hebben.
Goed werk, - welk een genoegdoening is er niet in die beide enkele woorden. De roman Getrouwd door Van Hulzen gaat zoo diep niet. Er zijn maar weinig elementen in vertegenwoordigd. Men kan
9
dezen roman niet bij een bizonderen diamant vergelijken. Zelfs niet bij een gewonen. Maar hij is koel en zuiver evenals drinkwater, na al de laffe en wee geparfumeerde Couperus-likeur.
Ik begrijp niet goed hoe iemant, die een boek om het onderwerp en niet om den schrijftrant leest, den roman Getrouwd zal kunnen uitlezen. Soberder boek heb ik nooit ontmoet. Voor den onkundigen lezer zéér vervelend, is voor den kenner dit werk goede, door-en-door gave aandachts-spijs.
Het is de geschiedenis van een man en vrouw, die eerst in Zuid-Amerika woonden, waar zij zonder ophouden dof twistten om dat de vrouw naar haar vaderland terug wilde en de man daarin niet meê kon gaan; die toen toch naar Holland terug keerden, waar de vrouw haar leven verkniesde terwijl de man nog al veel uit was, tot zij stierf even na de geboorte van een kind, dat haar juist ongeveer voor 't eerst had doen glimlachen.
Deze geschiedenis, - die ook ter nauwer nood een geschiedenis genoemd kan worden - is behandeld bijna geheel zonder beschrijving, nu en dan wordt met een enkelen zin van het uiterlijk der dingen gezegd wat de man en vrouw zelf daar op dat oogenblik ook zoo van merkten -; deze geschiedenis is, verder, behandeld zonder eenige dieper ingaande psychologie of verrassende psychologische wendingen -; is behandeld, eindelijk, zonder eenige emotie.
Het is alleen maar het aanhoudend, nimmer ophoudend, gedenk en geredeneer, van dien man en die vrouw, van ieder hunner afzonderlijk en van beiden samen.
En dát opgeschreven, naauwkeurig, júist zoo als het is, zonder veel aanduiding hunner stemmingen, zonder uiterlijkheden van verdriet, weemoed, wanhoop, vreugde, zonder variatie in het onderwerp van hun denken en
10
redeneeren, zonder vooral ook dat zij over dat éene onderwerp ooit iets bizonders denken of zeggen.
En alléén wijl dit nu zóó precies is opgeschreven, in totale oprechtheid, alleen wijl dit is het aller-gewoonste, in realistischen zin, neutraal en vaal, maar zonder eenige afwijking opgeschreven precíes zoo als het is, - dáárom is dit werk goed, en maakt het een, niet rijken of diepen, maar klaren, gaven indruk in den geest.
Even als het werk zelf den ouderwetschen romanlezer vervelend, zal het schrijven er van hem een zeurderige maar gemakkelijke en onbizondere bezigheid toeschijnen. Geheel onjuist. Weinig eigenschappen komen minder voor dan de gave om zoo naauwgezet het leven te beluisteren.