Skip to main content

Psyche- W.G. van Nouhuys

(Uit: W.G. van Nouhuys. Uren met schrijvers. Studiën en critieken. Van Holkema & Warendorf. Amsterdam 1902, p.67-75. Oorspronkelijk gepubliceerd in: De Amsterdammer nr.1128 (1899, 5 februari), p.6-7)

Psyche.

    'Schrei nu niet meer, en ga nu slapen, en als je niet slapen kan zal ik je een sprookje vertellen...' Dit zinnetje lees ik in het citaat uit zijn Metamorfoze, waarmee de schrijver Psyche inleidt.
    En met deze woorden voert hij ons op eens eeuwen terug naar een woeste streek in Thessalië. 't Is in den nacht; in een groot hol tusschen hooge rotsen schreit een meisje; opgeschrikt uit haar sluimering ziet ze bang om zich heen. Roovers hebben haar weggesleurd van de bruilofstafel naar deze spelonk. Vermoeid van het schreien en weeklagen is ze eindelijk in slaap gevallen, maar een booze droom doet haar huiverend ontwaken. Een oude vrouw die haar bewaakt, tracht haar te

68
doen bedaren. 'Schrei nu niet meer en ga nu slapen, en als je niet slapen kan, zal ik een sprookje vertellen.' Ja, dat laatste zal wat afleiding geven. En zij begint: 'Er waren eens ergens een koning en een koningin, die drie dochters hadden...' Het meisje luistert en met haar luistert in den hoek der spelonk - een ezel. Maar die ezel is Lucius, de betooverde held van Apulejus' Metamorphoses. En het sprookje is dat van Amor en Psyche.
    Het werd dit oudje al menigmaal naverteld. Er bleek door eeuwen heen een bizondere bekoring van uit te gaan. Niet omdat men er, als in vele sprookjes, een na-bloei van goden- of helden-mythe in voelde (de sporen der Zeus en Semele-mythe zijn er duidelijk in aanwezig), maar vooral omdat het zich voordeed als een diepzinnige allegorie. Psyche, die was immers de Ziel, en Amor de Liefde, en dan waren er nog Venus, met haar dienstmaagden Sollicitudo (Kommer), Consuetudo (Gewoonte), Tristitia (Droefheid), en hare vijandin Sobrietas (Matigheid, Bezonnenheid). Eindelijk de dochter van Amor en Psyche: Voluptas (Lust)...
    Dat alles moest toch zinnebeeldig bedoeld zijn. Jammer maar, dat men bij nadere verklaring geen raad wist met de ouders van Psyche en vooral ook met haar zusters. Wat is er gegist, gefilozofeerd: inlegkunde is zulk een schoone zaak! Daarenboven - Apulejus was wonderlijk onachtzaam geweest: door het heele verhaal spreekt hij van Psyche's toekomstigen zoon, en ten slotte wordt er een meisje geboren. Dat gaf heel wat hoofdbreken...
    De navertellers vermoeiden er zich niet erg mee. La Fontaine in zijn roman, Molière en Corneille in hun comédie-ballet, zelfs Hamerling in zijn veelzangig gedicht, gebruikten het verhaal vrijwel zooals ze het gevonden hadden. Voor een deel bleef het allegorie.

69
    Sainte-Beuve (Nouveaux Lundis IX) pleitte voor een nuchterder en tevens poëtischer opvatting. Laat u toch niet door al de commentatoren in de war brengen - waarschuwde hij - laat u bekoren door de bevalligheid van het verhaal: vraag niet verder! Psyche... de ziel? Komaan - 't is een naam die lief klinkt voor een mooi sprookjes-prinsesje.
    Dat Duitsche geleerden zich er mee bezig hielden spreekt wel van zelf. En zie - zij kwamen langs anderen weg tot dezelfde concluzie,
1) die Sainte-Beuve intuïtief gevonden had. Amor en Psyche was oorspronkelijk een volkssprookje, en behoorde, wat zijn bestanddeelen aangaat, tot twee groote sprookjes-groepen, over de geheele wereld verspreid, van Indië tot IJsland. Ons eigen volk vertelde het in den vorm van 'Roosken zonder doornen.'
    Apulejus kleedde het aan met mooie, ten deele allegorische namen, wellicht in verband met de strekking van zijn Metamorphoses, die eindigen met de inwijding van den held in de mysteriën van Isis en Osiris.
    Bewerkingen van Amor en Psyche zijn mij (vertalingen van het geheel niet meegerekend) in onze literatuur niet bekend. Van Eeden laat Psyche in De Broeders optreden als de 'dageraad-zoekende,' een der zeven zusters 'die der menschen ziel verbeelde' en haar veelvoudige structuur.'
    Zij is:
        de vierde zuster, die van allen
        wel 't meest bekoort door gratie van gestalt,
        haar kleed is wit en rose, vlindervlerkjes
        heeft ze.....

1) Ik stip dit hier even aan. Wie meer ervan wil weten verwijs ik naar mijn artikel in den Tijdspiegel van '84. Vooral ook naar L. Friedländer, Darstellungen aus der Sittengeschichte Roms. I. Anhang.

70
    Die vlindervlerkjes heeft ze niet bij Apulejus. De Grieksche plastiek stelde Psyche voor òf als vlinder òf als een meisje met vlindervleugels. Maar Van Eeden laat haar evenals Apulejus een tocht maken naar de onderwereld. In den 10den zang is zij aan het Acherontisch strand. Daarna komt ze ook bij hem tot heerlijkheid.

    En nu Couperus.
    We hoeven niet te vragen of hem het sprookje van Amor en Psyche bekend is. Telkens en telkens weer worden wij in Psyche er aan herinnerd. Hij heeft veel er van gebruikt in gewijzigden vorm. Het allegorische element is door hem zeer versterkt. Daartoe heeft Psyche, evenals bij Hamerling en Van Eeden, ook haar vlindervlerkjes.
    Gaan we even na wat Couperus gebruikt heeft, dan ontleenen we aan het schema van het oorspronkelijke:
    Een koning heeft drie dochters. - Een van hen, Psyche, verschilt zeer van de beide anderen. - Zij wordt naar een woeste plaats gevoerd. - Van daar gedragen door een gevleugeld wezen naar het verblijf van haar echtgenoot, Amor. - Voelt zich niet geheel gelukkig, al houdt zij veel van hem. - Bezwijkt voor verleiding. - Komt bij een bokspootigen woudgod. - Zwerft rond. - Gaat naar haar zusters om hulp. - Volvoert een helle-tocht. - Valt daarna als dood neer. - Herleeft en wordt met Amor een Olympische zaligheid deelachtig.
    Niemand zal wel het gemeen hebben van al deze trekken louter toevalligheid te noemen.
    Maar na op deze overeenkomst gewezen te hebben, kom ik van zelf tot het verschil.
    Couperus heeft het sprookje, waarin de namen blijkbaar iets accidenteels waren, verwerkt tot een moderne allegorie,

71
waarin de symboliek met de personen en het verhaal éen is geworden. Het staat voor iets, voor zekere wijsgeerige gedachten in een zeker verband, met een bepaalde concluzie.
    In hoofdzaken vind ik dit:
    De oude koning van het Verleden heeft drie dochters: Emeralda, de prinses van het Juweel, Astra, de prinses van de Star, Psyche, de prinses van de Naaktheid met de Wieken. Emeralda beteekent: Macht door en voor het stoffelijke. Astra: koele eenzijdige Kennis-zucht. Psyche... natuurlijk Ziel. Maar ook voor een groot deel de argelooze menschelijke natuur met al haar neigingen. Zij zegt zelf tot Chimera: 'Ik ben wel heel zondig geweest! Maar ik was, die ik zijn moest! Is het goed te zijn die je zijn moet? Ik weet niet Chimera, ik heb aan geen goed en aan geen slecht gedacht: ik was maar die ik was.'
    Emeralda zal als troonopvolgster heerschen, haar macht bazeerend op rijkdom en weelde, pracht en verblinding. Steeds wil zij vermeerdering van schatten, en zij zoekt naar het Juweel, waarmee zij macht zal verkrijgen over àlles. Ook over de gevoelige menschen-ziel, die zij instinctmatig haat, wil zij heerschen. Als deze boetvaardig tot haar komt, beveelt zij haar een helle-tocht om het Juweel op te sporen. Komt de ziel onverrichter zake terug, dan vertrapt zij ze onder haar zege-kar. Eindelijk tart zij de Sfinx, het groote Raadsel van het Zijn om haar het geheim der Almacht te zeggen, en stort zich tegen haar te pletter. Maar evenmin als zij de Sfinx ontraadselt, is het haar gelukt de ziel te dooden. Dat kan de Macht der Stof niet.
    Astra, de eenzijdige Kennis-zucht, zondert zich af tot het opsporen van het onvindbare, doorvorschend het heelal met machtelooze lenzen, schouwt in haar koude, hooge eenzaamheid op van haar toren, tot ze, oud, onmachtig en blind

72
gestaard, de nutteloosheid van haar bestaan beseft. Zij is niet vijandig aan Psyche. Zij is onverschillig, vergeet haar kleine zuster, maar komt deze in deemoed bij haar, dan geeft zij haar den droeven troost van haar somberheid. Al haar wijsheid heeft haar niets geleerd dan berusting en het zien van ijdelheid in de begeerten van anderen. Zij moet blind worden voor de werking harer kijkers, om in de verre, hooge toekomst, de vereeniging van de Ziel met de Liefde te kunnen aanschouwen.
    Nu Psyche: de kleine Naakte met de Wieken, in dat groote kasteel met de driehonderd torens eenzaam zich voelend en verlaten, aan de borst van haar ouden vader schaars een oogenblik van koestering vindend, half begraven in zijn witten baard. Op het terras droomt zij, en snakt zij na verre horizonnen, en treurt dat haar vleugels te teer zijn om te vliegen en benijdt al wat vliegen kan en dwalen kan en zoeken kan het naar onbekende. Dan komt het uur van gedeeltelijke bevrijding. De Chimera, het sterke gevleugelde wezen dat de heele menschheid tot boven de sterren kan dragen, zal haar dienen. Als zij hem vraagt om wijsheid, verwijst hij haar naar de Sfinx. Maar vlucht zal hij haar geven. En zij vertrouwt zich aan hem toe. De eerste maal wordt zij duizelig, en doet bij het neerdalen een vleugeltje pijn tegen de tinne, doch zij raakt gauw met het vliegen vertrouwd en zweeft met de Chimera rond van horizon naar horizon, van droomland naar droomland, verbaasd en teleurgesteld dat telkens bij de nadering doodsch en donker wordt, wat in de verte kleurig lijkt en licht. Na elken tocht en elke ontgoocheling keert zij terug naar het kasteel. Tot de oude koning van 't Verleden sterft. Eerst schreit zij bij zijn lijk in den grafkelder, waar heilige spinnen haar webben weven over al wat geweest is. Dan wordt het haar te bang in het

73
ontzachelijke paleis, waar nu Emeralda heerscht. En de Chimera, de eeuwig-rustelooze voert haar mee. Maar Psyche wil rusten: zij is zoo moe van haar verdriet: het leven lijkt haar zoo troosteloos. De Chimera vliegt met haar naar een kleine oaze in de groote woestijn, en laat haar alleen. Weenend blijft zij achter en weenend gaat ze door de dorheid van zand tot aan de voeten van de Sfinx. Maar vergeefs vraagt zij om antwoord. Dan sluimert zij in. Haar tranen zijn een beek geworden. Eros die haar eens zag in haar vaders paleis en haar zoekt, volgt die beek. Hij heeft de ziltheid harer tranen geproefd. Eros is koning van het Heden. Hij is Liefde en dus ook zelf-verloochening, die er in berust dat Psyche meer houdt van Chimera dan van hem. Maar Psyche houdt toch wel van hem. Zij wil zijn vrouw worden. Op zijn griffioenen-kar zweeft ze naar zijn rijk.
    Zij blijkt de rustelooze ziel. Het stabiele geluk voldoet haar niet. En zij gaat luisteren - zonder dat Eros het weet - naar het dartel gepijp van een sater, tot deze haar geheel in zijn macht heeft. De dierlijke begeerte is de dood voor de Liefde, de verwoesting van Eros' rijk, waarover spoedig Emeralda's machtige spinnen haar webben weven.
    De Natuur-lusten houden hoogtij met Psyche, al past Bacchus' beestevel haar niet vóor de Bokspoot haar de vleugeltjes heeft afgeknipt.
    Spoedig waakt ze op uit den zinnen-roes, de armste! ... En als boetvaardige zoekt zij troost in Emeralda's slot, Haar Macht laat ze over zich heerschen. Dienen wil zij, gehoorzaam den tocht door de Hel bestaan: haar tocht ter Loutering, waarop het door Emeralda gezochte juweel ijdelheid blijkt. Zij schreit geen zonde-robijnen meer, haar tranen worden weer reinheidsparelen. Zij zal van de in helle-vrees gegaarde wijsheid moeten getuigen: der Macht de waarheid moeten

74
zeggen. En de kleine, zwakke zegt het der machtige Heerscheres: 'IJdelheid was uw wenschen, want het mystiek Juweel, Alschenker van goddelijke Almacht, is: IJdelheid en... bestaat niet.'
    De Macht verplettert haar. Maar dit is ook het uiterste van haar lijden. Door dezen dood moet zij heen. Zij voelt zich herleven. Nieuwe vleugelen wassen haar, sterker dan die van Chimera, dien zij vooruitvliegt naar de verheerlijkte gestalten van haar Vader en Eros, in een glorie van licht. Het Verleden en de Liefde wachten in vernieuwde gedaante de Ziel voor het rijk van de Toekomst. Maar eer zij binnengaan, staren zij naar de plek in verre diepte, waar de blinde Astra hen ontwaart als een opperst vizioen, vóor zij sterft.

    Ik heb de moeite genomen de hoofdlijnen der allegorie na te trekken, omdat er door enkelen aan de symbolieke bedoeling en waarde van dit proza-gedicht getwijfeld is. Mij dunkt dat ze aan duidelijkheid weinig te wenschen overlaat. Het tweeslachtige van Apulejus' verhaal, ook nog van Hamerling's bewerking, is door Couperus vermeden.
    Mijn bedenkingen betreffen dan ook niet de hoofdzaken. Een paar ervan volgen hier. Als Eros in 's konings paleis komt, zegt deze: 'Je stamt van god Eros af; wij van zijn geliefde, Psyche.' Waartoe dit? Het is verwarrend, - en onjuist. De Eros en Psyche der mythe hebben toch geen tweeërlei nakomelingschap, terwijl zeker in Emeralda geen familie-trekken zijn met haar veronderstelde geslachts-moeder.
    Bedenkelijk komt het mij ook voor dat Psyche na haar wedergeboorte nog den Chimera bestijgt. Zij heeft dan zelve vleugelen om te vliegen. De Chimera was haar noodig in lageren bestaansvorm, maar zij weet nu dat hij haar nooit anders dan naar ontgoocheling gevoerd heeft. Zelf voelt zij nu

75
haar doel, haar eigen vlucht ter verdere Volmaking kan ze volbrengen.
    Zal ik nog veel over de artistieke verdiensten van dit werk zeggen ? Er is alom éen bewonderings-kreet opgegaan: prachtig! Ik stem daar gaarne mee in. Couperus heeft zijn - ik zou haast zeggen wat Emeralda-achtige - liefde voor juweelen-flonkering nog eens ten volle gevierd. In Psyche vinden we den dichter van Orchideeën terug, wijzer, rijper, meer kunstenaar, maar in dat éene opzicht dezelfde. Niet aan de realiteit gehouden, laat hij zijn fantazie zwelgen in schitter-vizioenen. Had zijn artistiek kunnen hem niet doen zorgen voor een stevige structuur, het geheel zou gebogen hebben onder den overvloed van weelderig ornamentwerk. Maar zooals het nu is, staat het voor ons als een oogenlust, als een uit heerlijkheid van mooie taal gebeeld monument, waarvan ieder getuigen moet: zóo kan Couperus het alleen.
    Toch is Psyche mij niet het liefste van zijn scheppingen. Ik bewonder in dit werk den rijkdom zijner verbeelding, ik heb eerbied voor zijn buitengewone virtuoziteit. Maar hoe dankbaar ook voor opnieuw dit ongemeene geschenk aan onze letteren, mijn waardeering geldt hier toch in de eerste plaats de techniek van den kunstenaar.
    Couperus heeft bladzijden geschreven èn in 'Eline Vere' èn in 'Extaze' en vooral in het 'Boek van Nirwana' (Metamorfoze) waarvan de zielsinnigheid mij een ontroering heeft gegeven, waarbij vergeleken de indrukken, van Psyche ontvangen, maar lichte ziele-aanrakingen zijn.
    De psychologisch beste bladzijden in het laatste werk lijken mij: Psyche in het rijk van Eros en haar verleiding door Sater.

Redactionele ingreep:
- p.75: het geheel zoo gebogen hebben > het geheel zou gebogen hebben