In december 2008 promoveerde Martijn Icks op Images of Elagabalus. De regering en het Nachleben van keizer Heliogabalus worden hierin gereconstrueerd aan de hand van historisch bewijsmateriaal en voorbeelden van kunst door de eeuwen heen – ook Couperus’ De berg van licht komt aan bod.
Door Caroline Westenholz
Een boeiende studie is het resultaat. Icks betoont zich echter weinig schatplichtig aan voorgaande onderzoekers.
Van 29 tot 31 juli werd in Trinity College, Cambridge een internationaal symposium gehouden onder de titel ‘Varian Symposium’; Jan Bennink heeft er indertijd in Arabesken verslag van gedaan. [1] Het symposium was georganiseerd door Leonardo de Arrizabalaga y Prado, een Amerikaan van Spaanse afkomst die in Trinity Engelse en Spaanse literatuur heeft gestudeerd. Een zeventiental onderzoekers uit alle hoeken van de wereld was uitgenodigd – waaronder Martijn Icks en ikzelf – om vanuit hun specifieke invalshoek of discipline een lezing te houden over de diverse aspecten van de historische of de legendarische Romeinse keizer Marcus Aurelius Antoninus, bij ons beter bekend als Heliogabalus (die regeerde van 218-222). [2]
Prado’s voornaamste queeste was om het dichte web van feit en fictie dat in de loop der eeuwen is ontstaan rond dit keizertje en zijn korte regering te ontrafelen. Een van de vragen hierbij was: hoe is het mogelijk dat een heerser die niets dan wangedrag en misdaden op zijn naam heeft staan – er is zelfs geen enkel bouwwerk uit de Romeinse tijd aan te wijzen dat aan zijn regering herinnert – tot op de dag van vandaag de wereld fascineert, in zulke mate dat er zelfs nachtclubs en politieke partijen naar hem zijn genoemd? Prado’s boek The Emperor Elagabalus; Fact or Fiction verschijnt later dit jaar bij Cambridge University Press. Het is de bedoeling dat er een boek over het Nachleben van de keizer in geschiedenis, kunst en literatuur op volgt, gebaseerd op het tweede deel van het genoemde symposium. Het merendeel van de lezingen is tot nu toe nog steeds niet gepubliceerd, al staat een aantal ervan inmiddels wel op internet. [3] De website over het symposium komt moeizaam tot stand.
Martijn Icks’ in 2008 uitgekomen proefschrift Images of Elagabalus behandelt veel van de onderwerpen die op het genoemde symposium aan de orde kwamen en heeft dezelfde opbouw. Zoals de titel aanduidt, gaat het de schrijver om de verschillende ‘beelden’ van de regering van het keizertje; zodoende behandelt hij, behalve de historische bronnen, ook standbeelden, schilderijen, opera’s, toneelstukken en romans (zoals Couperus’ De berg van licht) van de oudheid tot nu. Nachtclubs en politieke partijen komen niet aan bod. Doel is de reconstructie van Heliogabalus’ regering en de interpretatie daarvan, door middel van ‘images’, door de tijden heen. In hoofdstuk één tot en met vier komt het historische bewijsmateriaal van munten en inscripties aan bod, gevolgd door de verschillende verhandelingen van de historiografen
53
uit de klassieke oudheid, en ten slotte die van de Byzantijnse geschiedschrijvers. Het Nachleben van de keizer in kunst en literatuur komt aan de orde in hoofdstuk vijf tot en met zeven. Dat deel laat zich grofweg indelen in drie subthema’s: de oerslechte tiran, de intrigerende ‘decadent’ en de moderne heerser.
Religieuze revolutie
Voor ons Couperuskenners is het natuurlijk interessant – voor zover we dit niet al wisten – om te kunnen constateren dat Couperus zich vrij nauwkeurig aan de historische bronnen heeft gehouden. De door Couperus zelf geciteerde schrijvers Dio Cassius, Herodianus en de anonieme auteur van de Historia Augusta komen bij Icks uitgebreid aan de orde.
De regering van Heliogabalus werd, zoals gezegd, niet gekenmerkt door enige belangrijke feiten. Er werden geen spectaculaire veldslagen geleverd, geen speciale hervormingen doorgevoerd, geen bijzondere gebouwen neergezet. Het enige waarmee zijn regering zich onderscheidde, was een uiterst curieuze religieuze revolutie: de Romeinse oppergod Jupiter werd onttroond ten gunste van de Syrische zonnegod ‘Heliogabal’, die werd aanbeden in de vorm van een zwarte steen, vermoedelijk een komeet, uit Emessa. Het keizertje lijkt inderdaad zeer religieus te zijn geweest. Jean Réville, een bron die Couperus zeer waarschijnlijk ook geraadpleegd heeft, wees hier al op. [4]
Toch had de ongewone en voor klassieke Romeinen buitengewoon shockerende religieuze omwenteling niet meteen plaats. In de eerste twee jaar van Heliogabalus’ regering lag de nadruk vooral op zijn deugden, goede daden en Romeinse afkomst – hij zou een bastaardzoon zijn geweest van keizer Caracalla. Pas vanaf 220 kwam zijn priesterschap van Heliogabal op de voorgrond. Het is boeiend om te lezen hoe deze omwenteling kan worden afgeleid uit de iconografie van de bewaard gebleven munten. Vanaf 220 werd de keizer opeens afgebeeld tijdens offerhandelingen en in ‘oriëntaalse’ kleding, terwijl Jupiter het veld heeft moeten ruimen voor een zwarte steen. Heliogabalus werd echter nooit als een ‘incarnatie’ van de zonnegod gezien, schrijft Icks. We hoeven dan ook niet aan te nemen dat Couperus Romeinse munten heeft bestudeerd, zelfs al worden er een paar genoemd in de studie van Duviquet, die hij waarschijnlijk gebruikte als bron voor De berg van licht. [5]
De ommekeer in de waardering van de mythe rond Heliogabalus had plaats in de tweede helft van de negentiende eeuw, toen de figuur van het keizertje een ‘icoon’ werd. De tot dan toe negatieve noties van perversiteit, wreedheid, oosterse sensualiteit en dubieuze seksualiteit waarmee het fenomeen Heliogabalus altijd was geassocieerd, werden tijdens het decadentisme juist intrigerend gevonden. In de jaren zestig van de twintigste eeuw had wederom een cultuuromslag plaats. Was tot dan toe de strenge Romeinse moraal steeds het criterium geweest voor zijn gedrag, nu werd die moraal zelf aan de orde gesteld. De mythische keizer werd een rebelse antiheld, een ‘hippie’, zou men kunnen zeggen, al gebruikt Icks dat woord niet.
Zuinigheid
Icks’ boek is vlot geschreven in goed, leesbaar Engels. Slechts een enkel foutje verraadt de hand van de niet-Engelse auteur. ‘Ancient scholars’, bijvoorbeeld, zijn stokoude geleerden en niet diegenen die de oudheid bestuderen, wat bedoeld wordt. [6] Maar hoe meer ik vorderde in dit fascinerende verslag over de ‘beelden’ van Heliogabalus door de eeuwen heen, hoe meer het mij begon te verbazen dat Icks in zijn bonte
54
verzameling met geen woord, maar dan ook geen woord refereert aan het symposium in Cambridge waar wij beiden aan hebben deelgenomen, en waar veel van precies dezelfde onderwerpen de revue passeerden. Als het zijn bedoeling was om een zo compleet mogelijke inventaris op te maken van alle culturele en artistieke interpretaties van het fenomeen Heliogabalus tot op de dag van vandaag, waarom negeert de auteur dan een vrij recent symposium dat aan precies datzelfde onderwerp was gewijd? Is hier boze opzet in het spel?
Een historische topos is natuurlijk niemands persoonlijk eigendom. Icks was al bezig met zijn onderzoek toen hij Leo Prado ontmoette en werd uitgenodigd voor het symposium. Het feit dat Icks Prado in de inleiding slechts noemt als een ‘fellow researcher’ en diens vele publicaties over het onderwerp – die de Spanjaard hem volgens Icks [7] wel degelijk deed toekomen – in het geheel niet heeft opgenomen in zijn bibliografie, getuigt echter van een zekere zuinigheid ten opzichte van zijn bronnenmateriaal.
Prado attendeerde Icks bijvoorbeeld op het classicistische toneelstuk Bassianus Varius Heliogabalus van Gysbert Tyssen; het was niet meer dan correct geweest dat in een voetnoot te vermelden. Zelf was ik enigszins verbaasd toen ik in het najaar van 2007– nota bene op de website van het Louis Couperus Genootschap – een artikel aangekondigd zag van de hand van Martijn Icks over de onderwerpen van mijn eigen drie lezingen op het symposium destijds: Heliogabalus in het werk van Jean Lombard, Louis Couperus en Gustav Adolf Mossa [8] – maar dit ter zijde. Aangezien Icks in zijn proefschrift op geen enkele manier refereert aan het symposium in Cambridge, is hij ook gedwongen de inhoud van de daar gehouden lezingen te negeren, al brengt hij de besproken onderwerpen wel degelijk ter tafel.
De conclusie van Images of Elagabalus geeft als het ware antwoord op de door Prado op het ‘Varian symposium’ gestelde vraag. Het gaat er niet om dat de wandaden van het legendarische keizertje in de loop der eeuwen allengs werden vergoelijkt: ‘It is our appreciation of these things that has changed.’ [9] Een weinig hemelbestormende afronding van een boeiende studie.
Zelf kan ik niet anders dan concluderen dat als deze veelbelovende jonge geleerde verder wil gaan op de ingeslagen weg, hij wel zal moeten leren hoffelijker te zijn ten opzichte van zijn collega-onderzoekers.
Martijn Icks. Images of Elagabalus.
Nijmegen, 2008, 339 blz., ISBN 978-90-9023679-7. (Academisch proefschrift, niet in de handel verkrijgbaar)
Noten
1.‘Varian Symposium in Cambridge’. In: Arabesken 13 (2005), nr.26 (november), p.37-40.
2.‘Varius’ is volgens Prado de enige historisch juiste naam voor Heliogabalus.
3.Zie: www.couperusmuseum.org/varian/index.html.
4.Zie: Jean Réville, La Réligion à Rome sous les Sévères. Parijs, 1886.
5.Georges Duviquet (red.), Héliogabale raconté par les historiens grecs et latins. Parijs, 1903. Zie Images of Elagabalus, p.236-237.
6.Images of Elagabalus, p.242.
7.‘My fellow scholar Leonardo de Arrizabalaga y Prado, who shares my interest in the Nachleben of Elagabalus, has kindly provided me with his findings, which represent the fruits of ten years of research.’ Images of Elababalus, p.23.
8.Icks noemt ook nog Simeon Solomon. Zie: ‘Niet te vrouwelijk, niet te mannelijk. Keizer Heliogabalus als androgyne icoon in het fin-de-siècle’. In: Tijdschrift der Geneeskunde 12 (2007), nr.1, p.4-10.
9.Images of Elagabalus, p.281.
(Uit: Arabesken 17 (2009), nr.33, p.52-54.)