Skip to main content

Wolfgang- Burgerjongen of artiest?


Uit: De Nederlandsche Spectator 1897, 25 december, p.419-421.)

    Zeker niet uit welgevallen voor de kritiek, misnoegd om nu al het derde boek over 'majesteiten', onderging Louis Couperus zijn 'Metamorfoze' en maakte wat hij in een reeks zieletoestanden waarnam tot boek. (L. J. Veen. - Amsterdam).
    Een boek schrijven is eigenlijk slechts 'naborduren' wat de ziel reeds helderder heeft doorleefd. Het is zeer interessant voor de leeken uit 'Metamorfoze' te leeren, hoe de boeken ontstaan en wat voor hun wording al moet geschieden. Dat geldt uitsluitend de levende boeken, waarin de ziel van den schrijver zelf zich gesplitst en verdeeld heeft over de personen zijner aan-

420
schouwing, personen die hij ziet, met wie hij leeft, van wie hij houdt. Daarnevens komen ettelijke doode boeken uit, die enkel bestaan omdat er geen straf is op de exploitatie dier lijken.
    In de beide eerste tafereelen van dit interessante werk (dat van 'Torquato Tasso' en van 'Mathilde') treedt de dichter en schrijver, in de overige (Nirwana, Anarchisme en Metamorphoze) treedt meer de mensch op.
    Met elk tafereel of 'boek' neemt Hugo Aylva een andere metamorfoze aan. Het 'boek van Nirwana' is zeker het gewichtigste, ook door het leven in de diepte. Het is mystisch, hoog en rein gedacht, exquise kunst, wel ragfijn en teer maar hecht, kunst voor alle tijden, wortelend in het diep van het geestelijk bestaan, in het ideale, en enkel nog met het woord, het woord der kunst aan de stof gebonden.
    Het 'woord der Kunst'! Ja, het woord is algemeen goed, doch vele processen moet het ondergaan, 'heel gelouterd worden om materie te worden voor kunst'. (334). Het woord in 'Metamorfoze' is eenvoudig, het leidt gemakkelijk de hoogte op of de diepte in, uit zich bekwaam in de momenten van geluk en de dagen der smart.
    De schepper van het boek vol leven en ziel geeft zichzelf in zijn kunst voor anderen. 'Mathilde' is Hugo Aylva's dochter, Arnold in 'anarchisme' is zijn zoon. Zijn metamorfozes (o, gelukkig, bevoorrecht mensch!) zijn de 'efemere schijngestalten van enkele maanden'... en die geeft hij te zien als 'lijk', als het 'witte lieve lijk van zijn kunst'. Soms bleef 'Mathilde' weg, zooals Martia wegbleef voor 'Barty Josselin' van George du Maurier. Mathilde was een aardsche, Martia een verschijning van de planeet Mars: in wezen is dat hetzelfde. Met Mathilde leefde Hugo Aylva, zoolang hij over haar schreef, daarom was het hem of zij dood was en hij, bij het onderhandelen met uitgevers, hare nalatenschap regelde.
    Daar zit mystiek in 'Metamorfoze', diepte, schitterend perspectief. Dat kon niet anders. Hugo is 'metafyzisch' (26) en heeft 'behoefte om telkens een ander te zijn dan die hij was.' (48) Zijn eenige gave van menschenkennis is de duidelijke blik in het diepst van zijn eigen ziel... Zijn levensweemoed was de bron van zijn kunst. (210) Hij gelooft aan een 'Noodlot' en wacht 'op het onverwachte dat zou komen' (74-78), Kwam de 'metamorfoze' over hem en kon hij ze niet tot kunst omwerken, dan werd ze hem tot abnormaliteit... Hij werd dan bang voor het vreemde in zich. Het kwam hem voor of hij altijd in het verleden had bestaan en eeuwig zou bestaan, hij voelde zich zóó verwant met andere zielen, dat hij zich verbeeldde, of ze geheel of gedeeltelijk zijn eigen ziel waren...
    Ziedaar de aandoeningen en gedachten van één wiens ziel verder reikt dan des levens oppervlakte. Hij acht zich gewoon mensch, nu, daar behoort veel toe om geheel mensch te worden.
    Dezelfde 'metafysiek' openbaart Aylva in zijn kunst. Als dichter verbergt hij onder scherts het heimwee zijner ziel naar scheppen; en toen hij zich bekennen moest, geen dichter te zijn, 'scheurde er iets pijnlijk in hem'. (92-94) De overgang van dichter tot schrijver van zijn eersten roman 'vormt een moment in zijn leven dat hij zich altijd zal heugen'. Voor hem zal de 'essence van het leven', in kunst zoowel als in liefde, altijd 'melancholisch' zijn. Natuurlijk. Het leven in de diepte is melancholisch.
    Kwam eenmaal de liefde, dan moest zij diep in de ziel gaan van dezen metaphysischen mensch. En de liefde kwam. Hij had ze niet gezocht, zij was tot hem gekomen, in de gedaante van het 'Noodlot'. Hij aanvaardde het, dierbaar was hem dat Eene; hij moest er wreed onder lijden, werd er ziek van, hyp, en zou 'zieledood' zijn geworden even als Hélène, waardeloos, object voor de Liefde, maar deze 'superieure jongen' bezat het geheim der metamorfoze (waaraan ook in zijn leven een einde zal komen) en vond, in het 'boek van anarchisme', Emilie, die hem met zijn kunst en zijn Nirwana verzoende.
    Een eigenschap in hem was, niet te kunnen waardeeren wat hij had. Ongenoegzaam had hij zijn moeder gewaardeerd en zijn vriend. Bij den arbeid die troost en verlucht, bij het schrijven van zijn boeken had hij - dat bleek later - het schrijven er van nooit gewaardeerd. Ja, ook op gespannen voet stond hij met de kunst. Zij hield meer van hem dan Hugo van haar. Zij komt op hem toe en eischt dat hij 'strale'. Met het bijbelwoord roept hij haar toe: 'laat af', zooals Dostojewsky toen hij door slagaderbreuk getroffen, dezen tekst toevallig opsloeg en wist dat het nu gedaan was, het leven vaarwel zeide. Over Hugo Aylva wordt anders beslist. Hij staat op van zijn ziekbed en komt tot de kunst terug. 'Nirwana werd boek.' En hij, die van de kunstsprookjes had willen hooren , moet nu weer zelf aan het vertellen gaan. Reeds had zijn vrouw hem zijn gemakzucht verweten en tot werken geprikkeld. Juist kwam een 'kritiek' hem melden, dat hij te veel produceerde. Min. v. Houten klaagde er eenmaal over dat de Kamerleden hem beter schenen te kennen dan hij zichzelf; Hugo Aylva richt hetzelfde verwijt tot de critici.
    Prachtig en schitterend veraanschouwelijkt de maëstro in zijn a part zijn met Hélène De Vicq (in het 'boek van Nirwana') het mysterie der stilte. Hier klopt het hart van 'metamorfoze', hier straalt de diamant in haar montuur van goud. Hélène putte een berustende levenskracht uit haar 'zieledood' en de Bergh verborg zijn innigen levenshaat onder goed zijn en opgewektheid.
    Diep dringen de levenswortelen van beide personen in den grond van Hugo's eigen bestaan.
    Hij zelf is enkel tegenover de kunst een actieve persoonlijkheid. Deze heeft hem in haar macht en dwingt hem tot het actieve. Maar tegenover andere verschijnselen van het leven, de vriendschap bijv. schikt hij zich in het lot hem toebedeeld, dat is: de vriendschap die ontvangt.
    Het leven heeft Hugo Aylva gelouterd. Hij slaagde er in, te waardeeren wat hij had. Eigenlijk heeft dat Emilie, zijne vrouw, bewerkstelligd, de kunst heeft hem nog niet onder de pantoffel. Beiden zullen nog dikwijls kampen en met hun bloed de gieren der lectuur laven. Gij ziet, de levende boeken ontstaan zoo gemakkelijk niet. En dan komt de kritiek, lovend den stijl of smalend het parfum. Uit de reeks tekortkomingen en deugden, door haar gemeld, vormt de schrijver zich een beeld van zijn eigen persoon, en kan onmogelijk zichzelf daarin herkennen. Ja, het heeft mij steeds verwonderd dat vorsten, tooneelspelers en schrijvers, nu overdreven vergood dan bovenmate gelaakt, nog een grein menschenliefde hebben.
    Het zal Hugo Aylva goed hebben gedaan die uitstortingen van zijn gemoed en dat gemetamorfoseer van zichzelf. En ook de kritiek is ditmaal content. Moge Circe's tooverstaf hem nog vele malen omvormen en het 'geluk'

421
hem niet ontrooven aan de kunst. Doch voor dien roof zal waken zijn verstandige vrouw....

Wolfgang.

 

Redactionele ingreep:
-p.420:
niet te kuunen waardeeren > niet te kunnen waardeeren