Eline Vere staat in een literaire traditie van grote, realistische romans, waarin een vrouw uit de hogere negentiende-eeuwse kringen de hoofdrol speelt. Haar naam wordt vaak in één adem genoemd met die van Emma Bovary, Anna Karenina en andere tragische grandes dames, zoals Effi Briest of Isabel Archer.
En de onforntuinlijke Eline lijkt de laatste tijd weer overal op te duiken. Of is ze misschien nooit uit de literaire wereld weg geweest? Hoe dan ook, zowel het Louis Couperus Museum als Arabesken, het tijdschrift van het Louis Couperus Genootschap, zetten haar dit jaar weer in de schijnwerpers.
Voordat u de tentoonstelling Drie fatale vrouwen bezoekt, is het misschien wel zo aardig om het openingsartikel van Nienke Timmers te lezen, de eerste in een reeks over Couperus’ debuutroman in literairhistorisch perspectief. Zij belicht in dit nummer de relatie tussen Madame Bovary, Anna Karenina en Eline Vere aan de hand van het thema ‘ziekte en zelfmoord’. Het stempel van zwakte en ziekelijkheid dat in de negentiende eeuw op de vrouw werd gedrukt, zien we terug in alle genoemde romans. Het artikel gaat in op de betekenis van de ‘vrouwenpathologie’, de mogelijke rollen die vrouwen uit de hogere klassen konden aannemen en de zelfgekozen dood als laatste uitweg voor Emma, Anna en Eline.
Hoe is het eigenlijk gesteld met de positie van Eline Vere en ander werk van Couperus in het voortgezet onderwijs? Is er überhaupt nog wel plaats voor de auteur in de schoolbanken, nadat talloze ‘vernieuwingen’ en bezuinigingsrondes het literatuuronderwijs steeds verder hebben ingeperkt? Aan de hand van de nieuwste handboeken voor vwo en een flinke dosis eigen ervaring komt Rémon van Gemeren tot verontrustende conclusies.
Auteur Hafid Bouazza, die nog wel Couperus kreeg te lezen op de middelbare school, vertelt in een vraaggesprek hoe Couperus hem leerde dat hij zich niet hoefde te laten beperken door de taal, maar haar juist moest ‘oprekken’.
Verder koos voormalig Arabesken-redacteur Peter Hoffman zijn favoriete fragment uit het werk van Couperus, bespreekt Menno Voskuil de contemporaine reacties op Couperus’ poëzie, en belicht Caroline de Westenholz de sociolinguïstische achtergrond van de Haagse aristocratische klasse, waar zowel Couperus als veel van zijn personages deel van uitmaakten.