In het mei-nummer van 2011 lopen we alvast vooruit op 2013, wanneer het Genootschap het 150ste geboortejaar van Louis Couperus zal vieren. Op het programma staan onder meer een symposium over de taal van Couperus, een scriptieprijs, een tentoonstelling over Couperus en de oudheid en vele feestelijke herdenkingen.
Arabesken nr.37 wordt geopend door Maarten Klein, die in een essay over Iskander aantoont dat deze geschiedenis van Alexander de Grote, hoe nauwgezet Couperus zich ook houdt aan historische bronnen, vooral de levensvisie van de auteur voor het voetlicht brengt.
Verder belicht Frans van der Linden de receptie van Gerrit Jägers toneelbewerking van Noodlot, en volgt Adriaan van Dis de voetsporen van Couperus in Parijs. Aan de nieuwe Engelse vertaling van Eline Vere, die werd genomineerd voor de Best Translated Book Awards 2011, zijn maar liefst twee recensies gewijd.
Ook de Indonesische vertaling van De stille kracht komt natuurlijk uitgebreid aan bod. Arabesken sprak met vertaalster Christina Dewi, die aan dit nummer ook een beschouwing heeft bijgedragen, waarin zij de koloniale achtergrond van De stille kracht vergelijkt met die van Aarde der mensen van de Indonesische schrijver Pramoedya Ananta Toer.
Het achttiende en laatste deel in de serie ‘Het favoriete fragment van…’ werd gekozen door Petra Teunissen-Nijsse, de voorzitter van het Louis Couperus Genootschap. Haar keus viel op een passage in het verhaal ‘De Aestheet’ uit de bundel Het snoer der ontferming.