Skip to main content
Arabesken

Arabesken 47 juni 2016

In deze Arabesken aandacht voor Mata Hari en een gedicht gewijd aan Semiramis. Daarnaast komen nog een aantal zaken voorbij zoals de woonplaats van Couperus Nice en contemporaine kritiek op het werk van Couperus.

Op 15 oktober 1917 werd Margaretha Geertruida Zelle, beter bekend als Mata Hari, in Frankrijk geëxecuteerd op verdenking van hoogverraad; zij zou tijdens de Eerste Wereldoorlog zowel voor de Fransen als voor de Duitsers hebben gespioneerd. In hoeverre dat waar is weten we nog altijd niet zeker, aangezien de dossiers pas na honderd jaar, volgend jaar dus, helemaal vrij worden gegeven. Tot het zover is, kennen we Mata Hari nog steeds voornamelijk als een gevaarlijk verleidelijke danseres met oosterse invloeden, ook al was ze een Friezin; een femme fatale zoals men dat in de negentiende eeuw graag zag. Mata Hari en Couperus hádden elkaar kunnen ontmoeten, maar of het gebeurd is, weten we niet zeker. Caroline de Westenholz, voorzitter van het Louis Couperus Museum dat dit jaar zijn twintigjarige bestaan viert, richt haar vizier op Nice, waar zij immers heeft opgetreden toen Louis en Elisabeth Couperus daar woonden.
Ook Semiramis was volgens de overlevering zo’n type vrouw. Deze figuur was gebaseerd op de historische Assyrische koningin Sammuramat uit de negende eeuw voor Christus. Zowel machtswellust als seksuele onverzadigbaarheid werd aan haar toegeschreven. Als vrouwen hun eigen weg gaan en daarin niet bescheiden zijn, krijgen ze wel vaker dergelijke kwalificaties toegedicht. Aan Semiramis wijdde Couperus een gedicht; Frans van der Linden doet uit de doeken hoe het gedicht tot stand kwam.
Rémon van Gemeren doet verslag wat er nog over is van waar Louis Couperus woonde tijdens zijn verblijven in Nice en Florence, terwijl Liesje Schreuders in een nieuwe aflevering van Couperus en de contemporaine kritiek demonstreert dat zijn critici zich ten aanzien van zijn novelle Aan den weg der vreugde weer eens van hun minst empathische kant lieten zien. Hierna zou Couperus alleen nog – naast zijn succesvolle feuilletons – historische romans schrijven, en die beslissing is – als je de recensies uit die tijd tegen het licht houdt – niet moeilijk te begrijpen.
Intussen doorstaat Couperus’ werk de tand des tijds nog uitstekend en kreeg hij in het buitenland vaker de eer die hij verdiende. Dat blijkt uit de bijdragen van Kim Andringa en Marcin Lipnicki, die ons een inkijkje gunnen in de receptie van Couperus in respectievelijk Frankrijk en Polen. Naast onze vaste rubrieken zijn er twee recensies: over de bloemlezing bezorgd door Frans van der Linden van Couperus’ gedichten en over de nieuwste studie over Couperus van Piet Kralt.