Een tijdje geleden was er in de media hernieuwde aandacht voor een al bestaande discussie: is het wenselijk dat oude en inmiddels voor velen moeilijk leesbare teksten hertaald of zelfs bewerkt worden? Neerlandica Marita Mathijsen en auteur Ronald Giphart spraken zich uit voor hertalingen.
Michelle van Dijk, docente Nederlands op de middelbare school, ging aan de slag met die boodschap en is subiet begonnen met het hertalen van Van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan… In dit nummer van Arabesken krijgt ze ruimte om nogmaals haar standpunt te bepleiten, en ze krijgt daarop enige kritische tegengas van onze redacteur Rémon van Gemeren.
Naar aanleiding van zijn vijfentwintigjarige bestaan probeerde het Louis Couperus Genootschap op een heel andere manier Couperus’ teksten over te brengen op jongere generaties. Het Genootschap vroeg aan enkele jonge Nederlandse artiesten of zij een lied wilden maken op basis van een reisverhaal van Couperus. Dit leidde tot een gedenkwaardig optreden in het Haagse Diligentia én een prachtige cd. Het project kreeg de naam ‘Couperus in transit’: onderweg door verschillende landen, maar ook door de tijd.
Dan zijn er in deze Arabesken verschillende, deels nog niet eerder afgedrukte brieven te vinden. Peter Storm van Leeuwen schreef over een fraaie brief van de grootvader van Couperus, Hans Matla verkreeg een brief van Elisabeth Couperus-Baud aan Henri Van Booven, en Han Peek een van de rouwkaarten van Couperus. Deze staan in dit nummer afgebeeld en zijn waar nodig getranscribeerd. Ook er is een vraaggesprek met Bart Vieveen, rector van het Stedelijk Gymnasium Leiden, die een door Couperus geschreven briefkaart in zijn bezit kreeg.
En verder nog: de receptiegeschiedenis van het werk van Couperus uit godsdienstwetenschappelijk perspectief, een bijdrage over de bibliofiele uitgave van ‘De ode’, en stiekem tóch nog een aflevering van de inmiddels beëindigde rubriek Couperus & de contemporaine kritiek, deze keer gewijd aan de receptie van Oostwaarts.