Skip to main content
Thema's

Couperus en gender

“Jij hadt een jongen moeten zijn en ik maar een meisje”

Gender is niet alleen op maatschappelijk en politiek gebied een actueel thema, ook binnen de literatuurwetenschappen bestaat aandacht voor genderonderzoek. Het werk van Louis Couperus is bijzonder interessant om in het kader van gender en seksualiteit te bespreken.

Deze themapagina is gemaakt door Lisanne Renes, die in 2021/2022 stage liep bij het Louis Couperus Genootschap.

In zijn romans en verhalen kunnen we bijvoorbeeld lezen welke eigenschappen mannelijk en vrouwelijk zouden zijn. Ook vinden we verwijzingen naar homoseksualiteit en met behulp van hedendaagse concepten en terminologie kunnen we nog veel meer seksuele en genderidentiteiten onderscheiden. In wat volgt komen enkele onderwerpen rond Couperus en gender aan bod, zoals gendereigenschappen, homoseksualiteit en androgynie. Tot slot wordt besproken wat Couperus’ werk en de bestudering ervan kan betekenen voor emancipatiebewegingen.

Mannelijk en vrouwelijk
Denkbeelden over gender en seksualiteit zijn voortdurend in beweging en in Couperus’ tijd werd anders over gender gedacht dan nu. De concepten ‘man’ en ‘vrouw’ waren toen scherp afgebakend. Het waren evidente categorieën, die verder niet uitgelegd hoefden te worden. Mannen en vrouwen werden in de negentiende eeuw gezien als elkaars tegenpolen, als uitersten die elkaar aanvulden en daarom tot elkaar werden aangetrokken. De verhouding tussen beide was hiërarchisch: de man stond boven de vrouw, wat werd beargumenteerd met inzichten uit de evolutieleer en de temperamentenleer. Deze temperamentenleer, ontstaan in de oudheid, onderscheidde typische mannelijke en vrouwelijke temperamenten. ‘Mannelijk’ waren actieve temperamenten, het sanguinische en het cholerische, ‘vrouwelijk’ waren het nerveuze en flegmatische temperament, die werden verbonden met passiviteit.[1]

In het werk van Couperus wordt dit onderscheid niet altijd gemaakt. Zijn mannelijke personages zijn niet altijd ‘actief’ en de vrouwelijke niet altijd ‘passief’. Zo heeft Lot Pauws uit Van oude menschen, de dingen, die voorbijgaan... een aantal kenmerken die men als vrouwelijk zag. Hij heeft bijvoorbeeld een ‘smedige natuur’, oftewel een kneedbaar karakter. Hij kan goed met zijn moeder overweg en blijft zelfs bij haar wonen: iets wat van een dochter werd verwacht, maar niet van een zoon. Lots zus Ottilie heeft daarentegen meer iets van een man: zij verliet jong het ouderlijk huis, bouwde een carrière op en leeft vervolgens vrij en onafhankelijk met haar minnaar in Frankrijk. Om deze redenen zegt Lot tegen haar: “Jij hadt een jongen moeten zijn en ik maar een meisje”.[2] Lots opmerking laat zien hoe in zijn tijd werd gedacht over mannelijk- en vrouwelijkheid en daarnaast ook dat Couperus’ personages niet altijd voldoen aan de toenmalige normen.

Twee typen mannen
Bij Couperus komen dus zeker niet alleen mannen met een ‘actief’ temperament voor. Volgens Mary Kemperink, auteur van het cahier Beeldschoon. Mannen en mannelijkheid bij Louis Couperus, zijn twee typen mannen bij Couperus sterk vertegenwoordigd: mannen met een sanguinisch en mannen met een nerveus temperament. Het nerveuze temperament zien we dus niet alleen terug in de beschrijvingen van vrouwen. Mannen met dit temperament, zoals Lot Pauws en Vincent Vere, worden beschreven als tenger, weinig gespierd en bleek. Zowel lichamelijk als geestelijk zijn ze niet al te sterk: vaak worden ze voorgesteld als lusteloos en neerslachtig en ze zijn snel ziek of overspannen. Het zijn geen sterke, daadkrachtige, energieke mannen, maar wat ze wel hebben is een uitgesproken gevoel voor schoonheid en esthetiek. Deze mannen hebben een verzorgd uiterlijk en houden van een mooie leefomgeving en kunst. Soms zijn ze zelf ook kunstenaar. De vrouwelijke personages van Couperus voelen zich over het algemeen niet erg sterk seksueel aangetrokken tot dit type man, maar kunnen wel goed met hen overweg en een hechte, geestelijke relatie met ze opbouwen. Voorbeelden hiervan zijn Elly met Lot en Cornélie met Duco.[3]

Naast mannen zoals Lot is een tweede categorie mannen duidelijk aanwezig in Couperus’ oeuvre: de sanguinische man. Een voorbeeld van zo’n man is Rudolf Brox uit Langs lijnen van geleidelijkheid. Hij heeft een rode gelaatskleur, gezonde eetlust en is sterk, breed en vitaal. Mannen als Rudolf zijn voor niets en niemand bang, houden van sport en jagen en zijn vaak militair (geweest). Deze typisch sanguinische mannen hebben over het algemeen een grote aantrekkingskracht op vrouwen.[4] Het opvallende hierbij is overigens dat Couperus de seksuele ervaringen en verlangens van vrouwen gedetailleerd beschrijft. In tegenstelling tot wat in zijn tijd gebruikelijk was zette Couperus vrouwen neer als individuen met een seksualiteit. Wanneer het gaat om de passie van een man voor een vrouw blijft het daarentegen impliciet, zowel bij de nerveuze als de sanguinische mannen.[5]

We kunnen dus vaststellen dat Couperus zijn negentiende-eeuwse mannen niet per definitie als sanguinisch en alleen zijn vrouwen als nerveus karakteriseert. Hij beschrijft de mannen vaak zó dat ze duidelijk óf sanguinisch óf nerveus zijn. Daardoor zijn deze twee typen mannelijke personages elkaars tegenpolen, maar dat betekent niet dat ze elkaar vermijden. Regelmatig zien we vriendschappen tussen een zwakke, ‘nerveuze’ man en een sterke, ‘sanguinische’ vriend, zoals Vincent Vere en Lawrence St. Clare. Het zijn vaak heel hechte vriendschappen, waarbij de mannen erg afhankelijk van elkaar lijken te zijn. De vraag is of deze vriendschappen ook een seksueel of erotisch karakter hebben.[6]

Homoseksualiteit
Kemperink constateerde dat het motief van de vriendschap tussen twee mannen opvallend frequent aanwezig is in Couperus’ oeuvre, zowel in werk dat speelt in zijn eigen tijd als in de klassieke oudheid. De relatie lijkt steeds verder te gaan dan een ‘gewone’ vriendschap. Er bestaat een wederzijds gevoel van diepe verbondenheid, soms zelfs een verslavende afhankelijkheid.[7]

Daarnaast merkt Kemperink op dat zo’n relatie onverhuld als homoseksueel wordt neergezet wanneer de verhalen spelen in de oudheid, zoals bij Helegabalus en Hierocles en Antinoüs en Hadrianus. Dit houdt waarschijnlijk verband met de sociale acceptatie van de relatie tussen een oudere man en een jongeling in de klassieke oudheid. Wanneer de gebeurtenissen zich afspelen in Couperus’ eigen tijd is er alleen sprake van een hechte vriendschap met “hoogstens wat bedekte homoseksuele connotaties”.[8] In zijn eigen tijd lag een seksuele relatie tussen mannen zo gevoelig dat Couperus afzag van expliciete beschrijvingen van homoseksuele relaties in de negentiende eeuw.[9]

Hoe men precies tegen het concept homoseksualiteit aankeek en of en in welke vorm een homoseksuele relatie geaccepteerd was verschilt per periode. In de Griekse oudheid bestonden bijvoorbeeld strikte opvattingen over seksuele omgang tussen mannen uit bepaalde groepen in de maatschappij. In Couperus’ eigen tijd dachten medisch experts dat mannen die van mannen hielden een vrouwelijke geest hadden, met vrouwelijke kenmerken die verder gingen dan alleen hun seksuele voorkeur: zij hadden ‘een vrouwelijke geest in een mannelijk lichaam’.[10] Hedendaagse denkbeelden over homoseksualiteit en seksueel gedrag kunnen dus niet zomaar toegepast worden op het verleden.[11]

Dit betekent volgens Looi van Kessel niet dat het niet zinvol is om te onderzoeken of Couperus homoseksueel kan zijn geweest en zijn personages te bestuderen in het kader van homoseksualiteit. Hoewel Couperus zelf niet met zekerheid als homoseksueel geïdentificeerd kan worden, is hij wel de aanleiding geweest om gesprekken te voeren over homoseksualiteit in het verleden en over de seksuele identiteit van figuren die een belangrijke bijdrage leverden aan de Nederlandse literatuur en cultuur. Onderzoek hiernaar draagt bij aan het creëren van een gedeelde geschiedenis waar de homobeweging een gezamenlijke identiteit aan kan ontlenen. Ongeacht of dergelijke studies recht doen aan de historische context, zijn ze dus waardevol.[12]

Gender- en seksuele diversiteit
Van Kessel beargumenteert daarnaast dat het nuttig kan zijn om Couperus te lezen met hedendaagse concepten en terminologie over gender en seksualiteit in het achterhoofd, ook al kon Couperus zelf natuurlijk met geen mogelijkheid kennis hebben van het hedendaagse discours. Identiteiten die we tegenwoordig kunnen uitdrukken in taal met termen als non-binair, intersekse of transgender maken het namelijk mogelijk om Couperus’ werk op nieuwe manieren te lezen.[13]

Bij nauwkeurige bestudering van zijn oeuvre is een breed scala aan seksuele en genderidentiteiten terug te zien. Hoewel we niet kunnen beweren dat iemand uit de negentiende eeuw zich bijvoorbeeld identificeerde als transgender op de manier waarop wij dit begrip tegenwoordig invullen, kunnen we wel aantonen dat de realiteit van seksueel leven rond 1900 divers was en dat er meer bestond dan alleen heteroseksualiteit en de toen pas gedefinieerde homoseksualiteit.[14]

Zo zagen we al dat in Van oude mensen, de dingen, die voorbijgaan… verschillende personages zichzelf en anderen zowel ‘vrouwelijke’ als ‘mannelijke’ eigenschappen toeschrijven. Deze figuren laten zien dat – ook toen er nog geen woorden bestonden om dit uit te drukken – sommige mensen zich zowel in de categorie ‘man’ als de categorie ‘vrouw’ niet geheel thuis voelden. We kunnen deze personages lezen als non-binair: mensen die zich niet volledig identificeren als man of vrouw, maar gender zien als een spectrum waarop je kan bewegen tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid.[15]

Een ander voorbeeld dat laat zien hoe we Couperus kunnen lezen vanuit hedendaagse denkbeelden over gender is de manier waarop het personage Helegabalus uit De berg van licht wordt beschreven: “een vrouwelijke ziel in een bizonder schoonen mannelijke vorm”. We kunnen Helegabalus lezen als een transgender (een transvrouw in dit geval), want zijn innerlijke genderidentiteit komt niet overeen met zijn geboortegeslacht. Daarnaast zien we in het gedrag van Helegabalus biseksualiteit of zelfs panseksualiteit terug, wat betekent dat iemand zich seksueel aangetrokken kan voelen tot elke genderidentiteit, waarbij die genderidentiteit ook breder gezien wordt dan enkel man of vrouw. Tot slot is in dit verhaal ook polyamorie zichtbaar: de romantische of seksuele aantrekkingskracht van Helegabalus blijft namelijk niet beperkt tot één ander persoon, maar richt zich tot verschillende minnaars.[16]

Androgynie
Een term die tegenwoordig wordt gebezigd, maar eeuwen geleden ook al bestond is androgynie, een concept dat een belangrijke rol speelt in Couperus’ werk De berg van licht. In deze roman wordt androgynie verbonden aan de ideeën van een religieuze cultus. Dit is te verklaren vanuit Couperus’ interesse in het gnosticisme, een oude filosofie die uitgaat van een goddelijke afkomst van de mens. Volgens deze wereldbeschouwing was alles in het allereerste begin nog één. De geslachten hadden zich nog niet van elkaar gescheiden: deze eerste mensen waren androgyn. In zijn werk stelt Couperus het terugverlangen naar die androgyne vorm voor als een hoge priesterlijke roeping.[17]

De berg van licht schreef Couperus naar de roman L’Agonie van de Franse schrijver Jean Lombard. In L’Agonie is sprake van een Syrische cultus, de cultus van de Zwarte Steen, die ernaar streeft door androgynie ‘de eenheid van de schepping te herstellen’, waarna de mensheid het geluk zal vinden. Frans van der Linden, vertaler van L’Agonie, beschrijft het als volgt: “Door zijn toewijding aan de mannelijke sekse wil hij de vrouwelijke sekse overbodig maken, ja zelfs beide seksen, ten einde de ideale Androgyn te scheppen, het wezen dat zichzelf genoeg is omdat het beide seksen in zich verenigt. Daardoor zal de eenheid van de schepping gevestigd worden.”[18]

Het personage Attilius denkt dat zijn lustknaap Madeh de gedroomde mens, de Androgyn, zou kunnen zijn. Attilius ‘berooft’ hem van zijn seksualiteit, put hem helemaal uit tot Madeh zich geen raad meer weet met zijn lichaam. Hij houdt Madeh in een isolement, omdat hij denkt dat de jongen zich dan zal ontwikkelen tot de ideale Androgyn. Anderen zijn sceptisch over dit experiment. Zo denkt Zal, leider van de oosterse Christenen, niet dat het concept levensvatbaar is: “Kijk, daar heb je Madeh, je zonnepriester! Heeft er al een verandering plaats gevonden in zijn mannelijk wezen? Geloof je nu werkelijk dat er tweeslachtigheid groeit onder zijn huid die hem op den duur geweld zal aandoen?” Het experiment van Attilius loopt niet zoals gepland en uiteindelijk worden zowel Attilius als Madeh vermoord tijdens aanvallen door westerse christenen. Op het moment dat Attilius sterft is hij er nog steeds van overtuigd dat Madeh de gedroomde Androgyn is, maar of zijn experiment zonder de westerse aanvallen geslaagd zou zijn zullen we nooit weten...[19]

Slot
Hoewel we nu misschien anders tegen een concept als androgynie aankijken dan in de negentiende eeuw, blijft het interessant om Couperus’ werk in dit kader te bestuderen. Het is slechts één voorbeeld van de vele manieren waarop gender bij Couperus aan bod komt. Zoals we zagen ging zijn uitbeelding van personages regelmatig in tegen de toenmalige gendernormen. Ook kunnen we ons verbazen over de manier waarop Couperus schreef over de – toen gewoonlijk onuitgesproken – seksuele verlangens van vrouwen, over de innige vriendschappen tussen mannen en de expliciete homoseksuele verhoudingen in de historische romans. En zoals we zagen hoeven we het niet bij homoseksualiteit te laten: diverse gender- en seksuele identiteiten komen in Couperus’ romans en verhalen aan het licht wanneer we die bestuderen vanuit hedendaagse denkbeelden en met termen uit het hedendaagse genderonderzoek in het achterhoofd. Bij vele lezers kan dit voor herkenning zorgen en voor emancipatiebewegingen kan dergelijk onderzoek waardevol zijn. Aangezien de manieren waarop we denken over gender en seksualiteit en de wijze waarop wij dit uitdrukken in taal constant in beweging zijn, kunnen we Couperus’ werk steeds weer op nieuwe manieren bestuderen en zo voortdurend tot nieuwe ontdekkingen en inzichten komen.

Deze tekst is gebaseerd op de lezingen van Looi van Kessel en Frans van der Linden, gehouden tijdens de Genootschapsdag op 17 oktober 2021 in Den Haag, en Cahier XVIII Beeldschoon. Mannen en mannelijkheid bij Louis Couperus, geschreven door Mary Kemperink. Wilt u meer weten over mannelijkheid, homoseksualiteit en self-fashioning in het werk van Couperus? Het cahier is te bestellen in de webshop.
 

Noten:

[1] Mary Kemperink, Cahier XVIII Beeldschoon. Mannen en mannelijkheid bij Louis Couperus (2021), p. 11-13.

[2] Kemperink, p. 8-10.

[3] Kemperink, p. 21-23.

[4] Kemperink, p. 15-18.

[5] Kemperink, p. 36.

[6] Kemperink, p. 24-25.

[7] Kemperink, p. 51.

[8] Kemperink, p. 51.

[9] Kemperink, p. 35-36.

[10] Kemperink, p. 13.

[11] Looi van Kessel, ‘Couperus en het hedendaagse genderonderzoek’ (lezing, Genootschapsdag Louis Couperus Genootschap, Den Haag, 17 oktober 2021).

[12] Van Kessel, ‘Couperus en het hedendaagse genderonderzoek’.

[13] Van Kessel, ‘Couperus en het hedendaagse genderonderzoek’.

[14] Van Kessel, ‘Couperus en het hedendaagse genderonderzoek’.

[15] Van Kessel, ‘Couperus en het hedendaagse genderonderzoek’.

[16] Van Kessel, ‘Couperus en het hedendaagse genderonderzoek’.

[17] Kemperink, p. 42.

[18] Van der Linden, ‘Androgynie als experiment’ (lezing, Genootschapsdag Louis Couperus Genootschap, Den Haag, 17 oktober 2021).

[19] Van der Linden, ‘Androgynie als experiment’.