Skip to main content
Thema's

Een emanatie-rijk oeuvre: geur in het werk van Couperus

Voorbeelden van geuren en hun rol in Couperus’ Eline Vere
en De berg van licht

‘Ik heb lief den onuitzegbaar teederen, zacht groen aandoenden geur, die reeds om mijn wieg, aan een Haagsche gracht heeft gewasemd. Ik ben blij, na jaren afwezigheid, wederom aan een emanatie-rijke Haagsche gracht te wonen…’

L. Couperus, ‘Parfum’, in: Ongebundeld werk. Eds. H. T. M. Van Vliet & J. B. Robert. Amsterdam/Antwerpen, 1996, 191-192.

In 2021-22 heeft Lisanne Renes in het kader van haar stage bij NL-Lab en LCG een onderzoek gedaan naar de rol van geur in het werk van Louis Couperus, specifiek in de romans Eline Vere en De berg van licht. Centrale vraag daarbij was: Wat kunnen we leren door de aandacht te richten op geur in die werken van Couperus? Welke rol speelt geur en hoe stuurt dat de interpretatie? Er is gebruik gemaakt van de gedigitaliseerde werken, waarbij gezocht werd op geurgerelateerde zoektermen. Uiteindelijk is er gekozen om in te zoomen op Eline Vere omdat er op het gebied van geur al eerder onderzoek is verricht naar dat werk en daarop voortgebouwd kon worden. Ook De berg van licht werd onderzocht, omdat de digitale zoektochten aantoonden dat daar veel geurwoorden in voorkwamen. In het onderzoek zijn interessante geuren en bevindingen verzameld. Op deze themapagina wordt een deel van dit onderzoek uitgelicht, namelijk een aantal specifieke geuren uit Eline Vere en De berg van licht, om te laten zien hoe die elk hun eigen rol in het verhaalverloop vervullen.

Eline Vere

Allereerst is het nuttig om te weten wat de context is waarin de geuren zich bevinden. Er wordt niet in iedere tijd of plaats op dezelfde manier met geur omgegaan. Eline Vere speelt zich af aan het einde van de negentiende eeuw, een periode waarin de bourgeoisie zoveel mogelijk luchtjes van lichaam en omgeving onderdrukte en deodoriseerde. De levensomstandigheden van Eline worden beschreven als beklemmend en veeleisend. Dat komt overeen met hoe er in de negentiende eeuw steeds vaker met geuren omgegaan werd. We lezen bijvoorbeeld het contrast tussen ‘muf’ – de stad Den Haag, met name de Haagse huizen – en ‘fris’ – landgoederen, tuinen en de buitenlucht.[1]

Nu kunnen we kijken naar een aantal specifieke geuren en hun (symbolische) betekenis. Wat voegen zij toe aan het verhaalverloop van Eline Vere? Dennennaalden-, viooltjes en verveinegeur hebben in ieder geval een bijzondere rol te vervullen:

Bron: The British Museum

Dennen(naalden)

Als we naar de symboliek van dennennaalden kijken, zien we dat ze over het algemeen een positieve connotatie hebben, waaronder: creativiteit, harmonie, vrede. Zij staan ook symbool voor leven en vruchtbaarheid (dennenappel), echtelijke trouw en liefde (dennennaaldenpaartje) en vrijmoedigheid en trouw (dennenboom). In Eline Vere beschrijft Couperus een ‘sterke harsgeur’ (p. 210) die de dennenbossen rondom landgoed Huis ter Horze uitstoten. Vanaf het moment dat Eline daar is, verkeert zij in een ‘waas van landelijkheid’ – een benaming voor de zo sterk met Den Haag contrasterende frisse lucht op en rond Huis ter Horze.[2]

Zodra Eline niet meer op Huis ter Horze is, draagt zij de geur nog even met zich mee. Samen met die geur blijft ook het liefdesgeluk een korte tijd in haar gemoedstoestand hangen. Maar ‘het scheen, of haar waas van landelijkheid zich uitwischte, nu zij niet meer op den grond stoeide met de kinderen, of met Otto in de dennebosschen lag […]’ (p. 231). Met het verdwijnen van de geur van landelijkheid, neemt de bedompte lucht van de Haagse vertrekken weer de overhand en valt Eline terug in haar nerveuze, boze buien die uiteindelijk tot haar breuk met Otto leiden. Als dokter Reijer voorstelt dat Eline er eens tussenuit gaat naar ‘aardige, vriendelijke menschen, die een klein buitentje hebben met heerlijke dennebosschen’, leest men hoe sterk de boslucht verweven is geraakt met Eline’s herinnering aan Otto. Zij schreeuwt het uit: ‘In Godsnaam! […] Geen dennebosschen!’ (Tweede deel, p. 248). Dennengeur is een geur van het noodlot geworden, een marteling voor Eline. Hij geeft haar geen verzachting en verfrissing meer, maar doet haar wellicht denken aan een uit elkaar getrokken dennennaaldenpaartje.

Viooltjes 

De symbolische betekenis van het viooltje lijkt zich vooral te concentreren rond ‘bescheidenheid’ en ‘eenvoud’. Die bescheidenheid past goed bij de liefdesrelatie van Georges en Lili. Het oogt alsof zij geen grotere dromen hebben dan wat traditioneel van hen verlangd wordt: trouwen, samenwonen en kinderen krijgen. De liefde wordt gepresenteerd als iets zonder ‘verstoringen’ of hevige (emotionele) buien, in tegenstelling tot de relatie van Otto en Eline. Lehner & Lehner (p. 122) geven daarnaast een andere symbolische betekenis, namelijk dat het viooltje een uiting zou zijn van wederkerige liefde: ‘I return your love’. Dat is wat in dit fragment met de viooltjes gebeurt:

Uit: Album of botanical watercolours (Le Moyne de Morgues)

En de geur van het mos en de viooltjes, stovende in de lauwe warmte, die uit het dak van den bladerkoepel neêrzonk, vermengde zich als een zucht, waarvan de zoetheid haar [Lili] bezwijmelde, terwijl haar kleine hand zich liefkoozend sloot en zijn [George’s] lichtbruin haar verwarde. […]

          Zij lachte ook en wierp hem haar viooltjes in het gelaat, en hij
          verzamelde ze, en stak ze in zijn knoopsgat. Toen vatte hij haar
          hand en zag haar aan.

           - Hoû je van me? vroeg hij, met zijn oogen in de hare.

(Eline Vere, eerste deel p. 199).

Bovendien staat het viooltje symbool voor het traditionele beeld van de goede echtgenote of betrouwbare, beheerste vrouw en toont haar zedigheid aan.[3]

Uit: Johann Georg Sturm, Deutschlands Flora in Abbildungen (1796)

Verveine 

Verveine is een plant met spirituele en religieuze symboliek. Volgens Lehner & Lehner (p. 127) werd verveine geassocieerd met de Romeinse god Mars en men geloofde dat het vijanden zou afweren. Daarnaast gebruikte men het in de Oudheid om vijanden uit te dagen of juist een vredesboodschap te verzenden. Verveine wordt tevens geassocieerd met waarzeggerij en het uitbannen van heksen, tovenaars en ander (spiritueel) kwaad. Schermer-Vermeer (p. 13) legt uit dat verveine in de klassieke oudheid ook gewijd was aan Aphrodite/Venus en dat er een heilzame werking aan werd toegedicht. Het was bijvoorbeeld een middel tegen nervositeit en slapeloosheid – beide kwalen waar Eline na haar breuk met Otto aan lijdt. Vincent Vere geeft aan: ‘Als je [Eline] die scène van Beethoven zingt: Ah, Perfido! dan ruik ik altijd verveine, vooral bij een der laatste hooge passages.’

Hiermee suggereert hij volgens Schermer-Vermeer dat hij Eline’s noodlot (toekomstige nervositeit en slapeloosheid) voorvoelt. Dat klinkt aannemelijk als we de symboliek van de geurloze verveine door trekken naar de geurige. De plant is zelfs in Eline’s laatste, waanzinnige gedachten voor zij sterft nog bij haar:[4]

‘Ah, perfido! Spergiuro!’

[…] Het was de scène van Beethoven, waarbij Vincent verveine placht te ruiken... (Eline Vere, Tweede deel, p. 253-4)

De berg van licht

De geurcontext in De berg van licht is ten opzichte van Eline Vere totaal verschillend. De roman speelt zich af in de klassieke oudheid, een periode die Classen, Howes & Synnott (p. 13–50) beschrijven als extreem geurig. Er werd individueel, maar ook collectief geparfumeerd om groepssolidariteit te bevorderen. In contrast met het sterk gedeodoriseerde van de 19e eeuw, beschrijft Couperus in deze roman een tijd of wereld waarin geuren niet of minder taboe zijn en de volle aandacht krijgen.[5]

De volgende drie geuren worden hier verder toegelicht: citroen-, wijn- en nardusgeur:

Citroenheesters 

In De berg van licht zorgen ‘citroenheesters’ of ‘citroenbosjes’ voor de geur van Emessa. Zij groeien rond de tempel en gebouwen waar Antoninus woonde voor hij Rome’s keizer werd. De citroenboom is de ‘boom van de zon’, zoals Antoninus/Heliogabalus de Zon aanbidt en representeert.

McDonald (p. 26) deelt mee dat citroengeur geassocieerd wordt met de Mediterrane kust en een warm klimaat, passend bij het beeld dat Couperus waarschijnlijk bij Emessa wilde schetsen. De citroenheesters komen bovendien in de roman op één plek en in één omstandigheid voor, namelijk op een vluchtroute. Als men ongezien wil wegkomen, dan gaat men via of door de citroenheesterbossen.

Bron: The New York Public Library (digital)

Grootmoeder Moeza drukt Antoninus op het hart dat hij via de citroenbosjes moet uitwijken, zodat niemand hem ziet (Deel I, p. 12). Zijzelf neemt ook die weg (Deel I, p. 75) en de ‘zwermen der deernen’ rennen door de ‘citroenen en rozentuinen’ als op de tempelpleinen chaos ontstaat na de Dans in de tempel van Emessa. (Deel I, p. 73). Bij deze vluchten wordt de geur van de citroenheesters niet genoemd, maar in andere fragmenten wel. Couperus schrijft namelijk over die citroengeur met woorden als ‘zwaar wierokend’ (Deel I, p. 8 en p. 14) en legt daarmee tevens een relatie met de tempel en aanbidding. Ook in fragmenten waar de geur niet expliciet aan bod komt, weet een lezer uit eerdere fragmenten dat de heesters sterke luchten afgeven. Als de citroengeur gekoppeld kan worden aan het noodlot, dan kan dat betekenen dat daarvoor niet te vluchten is. De citroengeur blijft ook na de vlucht hangen.[6]

Wijn

Een andere hardnekkige geur in De berg van licht is die van wijn. In het joodse en christelijke geloof, speelt de wijnstok een rol als symbool van overvloed en zegen van God in de toekomst - hoewel die overvloed ook om kon slaan in een vloek. Daarnaast wordt wijn vaak gezien als luxedrank en symbool van de middenklasse of hogere kringen. Couperus laat deze drank in de roman op drie manieren naar voren komen. Ten eerste is er het plengen van wijn als onderdeel van heilige rituelen en aanbidding voor de keizer (bijv. Deel II, p. 171). Ten tweede is het een onderdeel van de (weelderige) maaltijd (bijv. Deel I, p. 217: ‘bakluchtwalm en warme-wijn-aroom’). En ten derde is het een oorzaak voor een onfris voorkomen van de drinker: ‘nog trillend van de ontzenuwing om den gezwolgen rozewijn, wankelend op zijn knieën, als een slordige wijngod’ (Deel II, p. 214). Die rozewijn is ook nog eens een speciale wijn, geurig en smaakvol – en niet toevallig met rozenblaadjes vermengd. In de klassieke oudheid gebruikte men onder andere rozen om maaltijden en dranken te laten geuren, op smaak te brengen en als middel tegen hoofdpijn en andere alcohol-gerelateerde klachten. Dit zou verklaren waarom er rozenblaadjes op de gasten van uitbundige feesten werden uitgestrooid en waarom men die in wijn liet weken. Beide handelingen komen voor in De berg van licht als symbool van overvloed en als vloek. Wijn in De berg van licht staat symbool voor genot, viering en ontspanning, maar het is moeilijk om balans te houden tussen soberheid en overmaat.[7]

Uit: Jan Kops, Flora Batava

Nardus

Narduskruid is een plant uit de kamperfoelie- en valeriaanfamilie. Van de plant kan een aromatische olie gemaakt worden die in de klassieke oudheid als parfum en reukwerk in de tempel diende. Daarnaast verwerkte men het in cosmetische producten en gebruikte het voor medische doeleinden. Het was een kostbaar en hooggewaardeerd product dat in zowel het Nieuwe als het Oude Testament genoemd staat - een olie om koningen, hooggeplaatsten of heiligen mee te zalven. McGee (p. 465) beschrijft de geur als ‘woody, earthy, patchouli-like, somber rather than flowery’. Couperus gebruikt nardus in De berg van licht om parfumgebruik en andere weelde uit te drukken. Aan Antoninus’ bad in de Thermen wordt bijvoorbeeld vloeibare nardus toegevoegd.

Het is voor hem een ‘heel dierbaar aroom’ dat doet denken aan ‘het verlatene rozenland’ (Tweede deel, p. 155), Emessa. Hoewel we nardusolie in het heden associëren met de Bijbel, staat het in de roman ook in contrast met het christendom. Antoninus benadrukt dat al vóór Jezus heiligen de naam ‘Zonen van het Licht’ droegen en men nardus en wijn voor religieuze doeleinden gebruikte. Hij verwerpt het christendom ten opzichte van andere vormen van religie.

       Bah, wat zijn jullie Christenen dom om te zeggen, dat het Licht uit God
       is, terwijl àlle goden zijn uit het Licht... Ezels! Domkoppen! Vuilikken!
       Vuilikken, die zich niet baden! […] Bah!! Libyers, breng mij een bekken
       met water! Flacons! Wasch mij de handen in nardos! (De berg van licht,
      
Tweede deel, p. 163)

De geur van nardus functioneert in het verhaal als karakteristiek voor de klassieke oudheid - het bevestigt en versterkt de geloofwaardigheid en levensechtheid van de historische inbedding van de roman.[8]

De centrale vragen bij dit onderzoek waren: Wat kunnen we leren door de aandacht te richten op geur in de werken van Couperus? Welke rol speelt geur daarin en hoe stuurt hij de interpretatie? Dit onderzoek is beperkt tot Eline Vere en De berg van licht. De rol is voornamelijk om verhaalpatronen, omgevingen, ervaringen en gevoelens (van intimiteit, weelde, walging) te versterken en verlevendigen, soms om mee te experimenteren of choqueren (‘taboegeuren’). Voor geur is in het werk van Couperus hoe dan ook een grote rol weggelegd. Een meer uitgebreide conclusie wordt beschreven in het onderzoek van Lisanne Renes, maar die conclusie bevestigt in ieder geval wat ook in Bink & Boekel (p. 20) benadrukt wordt: Couperus zet met de manier waarop hij geur gebruikt ‘een duizelingwekkende fin de siècle-wereld’ neer. De reukzin gebruikt hij om bekende en gewilde patronen te ondersteunen of ondermijnen, en hij geeft er symbolische gelaagdheid en zintuiglijke diepgang mee.[9]

Lisanne Renes, oktober 2022

Noten:

[1] E.J. Parry, Parry’s Cyclopaedia Of Perfumery: A Handbook. Londen, 1992H.
McGee, Nose Dive: A Field Guide to the World’s Smells. Londen, 2020.
C. Fărcaş, V. Cristea, S. Fărcaş, T.M. Ursu & A. Roman, ‘The Symbolism of Garden and Orchard Plants and their Representation in Paintings (I)’, in: Contribuţii Botanice, 189-200. E. Lehner & J. Lehner, Folklore and Symbolism of Flowers, Plants and Trees. New York, 1960.

[2] E. Lehner & J. Lehner, Folklore and Symbolism of Flowers, Plants and Trees. New York, 1960.
S.V. Borloz, ‘‘We are beginning to suffer indigestion from the flowers of innocence’: The Subversion of Floral Fragrance in French Literature of the End of the Nineteenth Century’, in: Smell and Social Life: Aspects of English, French and German Literature (1880-1939). München, 2021, 107-126.


[3] E. Lehner & J. Lehner, Folklore and Symbolism of Flowers, Plants and Trees. New York, 1960.
D. MacDonald, Sweet-scented flowers and fragrant leaves, interesting associations gathered from many sources, with notes on their history and utility. New York, 1895.
Schermer-Vermeer, ‘Geuren en kleuren: De rol van synesthesie bij Eline Vere’ in: Arabesken, 50, 25, 2017, 9-16.

[4] C. Classen, D. Howes & A. Synnott, ‘Following the scent: From the Middle Ages to modernity’.

[5]
D. MacDonald, Sweet-scented flowers and fragrant leaves, interesting associations gathered from many sources, with notes on their history and utility. New York, 1895.

[6] E.J. Parry, Parry’s Cyclopaedia Of Perfumery: A Handbook. Londen, 1992.
M. Zohary, Plants of the Bible. Cambridge, 1982.

[7] M. Zohary, Plants of the Bible. Cambridge, 1982.
H. McGee, Nose Dive: A Field Guide to the World’s Smells. Londen, 2020.

[8] S. Bink & M.B. Boekel, ‘Negentiende eeuwse geuren: Een avond over Madame Bovary, Anna Karenina en Eline Vere’, in: Arabesken, 50, 25, 17-20.

[9]
C. Classen, D. Howes & A. Synnott, ‘Following the scent: From the Middle Ages to modernity’.