Vooraf
Louis Couperus (1863-1923) bracht tien jaar van zijn leven door in Nice, de stad waarover hij schreef
'Nice is de vrouwelijke sultane-stad, die niets heeft te doen dan mooi te zijn, te glimlachen en toe te lonken, àan te lokken, droomstarende over hare blauwe zee, die tintelt van gouden pailletten en parel-omzoomde golfjes, onder een diep transparanten hemel, waaruit overvloedig de zegen van den Zonnegod neêr over haar zinkt.'
In Nice schreef Couperus zijn meest geliefde romans als Van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan... en de vier delen van De boeken der kleine zielen. In talloze feuilletons gaf hij impressies van het mondaine en het dagelijkse leven aan de Côte d'Azur.
Caroline de Westenholz neemt de lezer mee naar het Nice van 1900, het beroemde Carnaval en Couperus' tijdgenoten als Jean Lorrain en Renée D'Ulmès.
Caroline de Westenholz is kunsthistorica en freelance publiciste. Zij is de oprichtster van het Louis Couperus Museum in Den Haag.
- Ach, waren we nooit naar Holland terug gegaan. Waren we maar - toen Brussel vervelend werd - naar een stad gegaan als Nice... Het is er verrukkelijk. Je hebt als vreemdeling met niets te maken, dan met wie en wat je bevalt. Je voelt je zoo vrij, Zoo vrij. (lees verder...)
Nice was omstreeks 1900 een mondaine metropool. Gedurende het winterseizoen - in tegenstelling tot nu dé tijd om naar het zuiden te trekken - streek de ganse Almanach de Gotha neer aan de Côte d'Azur. Vaste gasten waren ex keizerin Eugénie, de Russische keizerlijke familie, koning Leopold van België en Koningin Victoria van Engeland. De stad had een bloeiend uitgaansleven. De opera, het casino met zijn wintertuin, bal- en theaterzalen, en de openluchtconcerten in het stadspark driemaal in de week trokken een zeer mondain publiek. (Lees verder...)
De schrijfster Renée d'Ulmès, die nu al enkele keren ter sprake is gekomen, kan Couperus ook op het Carnaval in 1902 ontmoet hebben. Boven werd al aangegeven dat Couperus Nice et ses environs gelezen moet hebben. (Lees verder...)
In augustus 1908 verhuisden Louis en Elisabeth Couperus van de Villa Jules aan de Avenue Saint-Maurice naar hun tweede adres in Nice: de Avenue Beaulieu. Deze straat was iets zuidelijker gelegen dan de Villa Jules en meer in de richting van het oude centrum van de stad. De naam Avenue Beaulieu bestaat niet meer, maar de plattegrond van een oude Baedeker leert dat deze straat nu Avenue Maréchal-Foch heet(1). Het is een zijstraat van de huidige Avenue Jean Médecin, de voornaamste winkelstraat van Nice. (Lees verder...)
Louis Couperus was een groot liefhebber van het Carnaval van Nice. Dit beschreef hij keer op keer in verschillende feuilletons. Een aantal daarvan zal hier ter sprake komen.
Het Carnaval van Nice speelt zich af in februari en duurt voort tot in maart. (Lees verder...)
Couperus heeft veel geschreven tijdens zijn jaren in Nice: psychologische romans, waaronder de twee die nu als hoogtepunten worden beschouwd De boeken der kleine zielen en Van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan..., mythologische romans en sprookjes als Babel, de bundel God en goden, de historische roman De berg van licht en natuurlijk vele, vele feuilletons. Nice klinkt duidelijk door in Couperus' oeuvre. (Lees verder...)
Verantwoording
Het Cahier III Een witte stad van weelde. Louis Couperus en Nice (1900-1910) verscheen oorspronkelijk in 1996 ter gelegenheid van de gelijknamige tentoonstelling in het Louis Couperus Museum, Javastraat 17 te Den Haag, van 6 december 1996 tot en met 1 juni 1997. Omdat het cahier niet meer leverbaar is wordt de inhoud op de webpagina van het Genootschap als thema beschikbaar gesteld.
Eindredactie Cahier: Maarten Klein en Petra Teunissen-Nijsse
Uitgegeven in 1996 door de Stichting Louis Couperus Genootschap
©Caroline de Westenholz 1996
Dit Cahier bevat een eerste inventarisatie van mijn nu tweejarig onderzoek naar Louis Couperus' dagen in Nice. Merkwaardigerwijs bleek dit een vrijwel onontgonnen terrein in een toch zeer vruchtbare periode uit het leven van onze auteur. Wie kende Couperus in Nice, waar woonde hij precies, wat deed hij in al die winters die hij aan de Côte d'Azur doorbracht? Tot nu toe was hier weinig over bekend. Zelfs de Villa Jules, die er anno 1996 nog in volle negentiende-eeuwse glorie bijstaat, was nog nooit eerder door iemand gelocaliseerd.
Het lijkt overbodig te zeggen dat dit onderzoek nog in de kinderschoenen staat. Toch leek het nuttig en zelfs wenselijk om de eerste resultaten alvast op papier te zetten, niet het minst op aanraden van Frédéric Bastet, die hier van het begin af aan bij betrokken is geweest.